Friday, December 15, 2006

Asia 2006 (in DUTCH) - The smile of Laos

LUANG NAM THA EN OMGEVING:
Nadat wij (Guillaume, Yosi en ik) de Chinese checkpost gepasseerd hadden, liepen we 2km door het niemandsland naar de Lao-grenspost. Binnen een kwartier hadden we onze Lao-visas en entry stamps en werden we achterin een minitruck gezet voor een twee uur durende rit naar de dichtsbijzijnde redelijke plaats: Luang Nam Tha. Tijdens de rit passeerden we een aantal dorpen en eindelijk veel jungle. De kinderen in de dorpen zwaaiden naar ons als we lang reden, wat de eerste indrukken van Laos erg positief maakte. De ananas die Guillaume voor tien eurocent in China gekocht had, aten we gulzig op in de truck en even later, tegen vijf uur arriveerden wij in Luang Nam Tha. Daar aangekomen aten we in het eerste restaurant dat we tegen kwamen en vervolgens zochten we een guesthouse. De rest van de avond hebben we met andere reizigers gepraat om zo wat info over de omgeving te krijgen. Na zonsondergang (wat in Laos rond zes uur, half zeven is) is Luang Nam Tha pikdonker, omdat er geen straatverlichting is. Verder zijn veel straten ongeasfalteerd en is de riolering niet overal afgedekt, wat het 's avonds redelijk link maakt om (zonder zaklamp) rond te lopen. Het positieve van dit is dat er ontzettend veel sterren aan de hemel te zien zijn.
De volgende dag wisselden we van guesthouse, omdat het guesthouse waar we de voorgaande nacht sliepen niet bepaald schoon was (met kakkerlakken en een goor toilet). Verder was het guesthouse waar we naartoe verhuisden goedkoper en de familie van het guesthouse ontzettend vriendelijk. Het guesthouse verhuurde ook 110cc motoren, deze hadden we 's ochtends gehuurd en vervolgens gingen we met de motoren raggen door de omgeving van Luang Nam Tha. Omdat ik nooit eerder op iets anders dan een fiets gereden heb en omdat er vier versnellingen op de motorscooters zitten, was het in het begin wat wennen. Binnen een kwartier echter had ik het voertuig onder de knie en reed ik vol gas (85 km/uur) over een rechte weg richting het tankstation. Na zo'n 7 km stopten we bij een tempel, we hebben daar met wat monniken gepraat en wat in de tempel rondgekeken. Wat opviel is dat de Lao tempels zeer anders zijn dan de tempels in China. Laos is boeddhistisch, maar de Lao hangen een andere vorm van boeddhisme aan dan de Chinesen of Tibetanen. De tempels zijn verder erg kleurrijk en versierd met bladgoud.Vanuit de tempel verlieten we de lange geasfalteerde weg en reden we over stoffige zandpaden naar een dorp van de minderheidsgroep Thai-Lu. Het dorp is aanzienlijk anders dan Luang Nam Tha, alleen maar houten paalwoningen (waar in Luang Nam Tha veel stenen woningen zijn), beesten overal (honden, kippen en eenden) en mensen van de minderheidsgroep Thai-Lu. We zagen in het dorp een vrouw zijde maken van zijdewormen en verbaasden ons over de primitieve leefwijze van de dorpsbevolking.
Vanuit het dorp crossten we verder over de zandpaden naar een waterval. De waterval was omgeven door jungle en erg spectaculair. Eenmaal terug van de waterval was het inmiddels vijf uur, en omdat het vrijdag was die dag, moest Yosi terug naar Luang Nam Tha voor de start van Sabbat. Die dag was het ook zijn verjaardag en ik en Guillaume kochten in de tussentijd een cadeau (goedkope Lao-whiskey) voor hem. 'S avonds had ik kramp in mijn maag, waardoor ik vroeg ging slapen.
De volgende ochtend kon Yosi geen geld uitgeven of dingen ondernemen (i.v.m. de Sabbat) en omdat mijn maag niet helemaal genezen was besloot ik het die dag ook rustig aan te doen. Ik had mijn kleren gewassen met de hand in een teil (wat ik nooit van men leven nog eens doe) en heb wat geinternet. Dit was de derde dag in Laos, maar ik wist toen al zeker dat dit land het absolute hoogtepunt van mijn reis zou zijn. Het land is onbeschrijfelijk mooi, het is een van de dunbevolkste landen in Azie, wat het erg rustig en relaxed maakt. De natuur is overal en grote steden zijn niet aanwezig (de hoofdstad Vientiane is ongeveer half zo groot als Utrecht). Verder is de Lao-bevolking fantastisch, mensen glimlachen de hele dag en zijn warm en behulpzaam. De Lao zijn ook erg relaxed en easy-going, wat diepgeworteld zit de cultuur; volgens de Lao is het namelijk ongezond om te veel te werken of te veel na te denken. Het land wordt vaak beschreven als 'the country between today and yesterday' en toen de Fransen naar Indochina (Laos, Cambodja en Vietnam) kwamen vergeleken ze de drie landen als: 'The Vietnamese grow rice, the Cambodians watch the rice grow and the Lao listen the rice to grow'. Het weer in Laos is elke dag geweldig: 'S ochtends bewolkt, overdag warm en zonnig (hoewel het in het zuiden wel erg heet is overdag) en het land is zeer goedkoop (ik geef zo'n 12 euro per dag uit). De Lao spreken haast allemaal redelijk Engels (compleet anders dan in bijvoorbeeld China) en het land is in zekere mate toeristisch, wat het niet lastig maakt om rond te reizen.
Terug naar Luang Nam Tha; de volgende dag nam Yosi deel aan een jungletrek in de omgeving, ik en Guillaume begonnen de dag met banana-shakes in ons favoriete restaurant: Panda restaurant. Vervolgens gingen we per sawngthaew (iets tussen een tuk-tuk en minitruck), door de jungle, naar een dorp genaamd Muang Sing. Deze plaats is bekend vanwege de opiumteelt, het ligt in het hart van de 'Golden Triangle' (belangrijkste drugsregio in Azie), en is verder bekend van de minderheidsvolkeren die in de omgeving leven. In Muang Sing aangekomen vonden we een goedkoop guesthouse, maar behalve dat vonden we niet echt veel. In Muang Sing is nog minder te doen dan in Cothen (heel, heel weinig dus), maar na lang zoeken vonden we een huisje met pooltafels, waar we een aantal uur gepoold hebben. De rest van de avond hebben gedineerd en later Beerlao en lao-lao (sterke drank) gedronken met een groep wilde Japanners.
De tweede dag in Muang Sing huurden we al vroeg mountainbikes en reden we, na het ontbijt, richting de grens met China (niet de grenspost die ik eerder passeerde). Gedurende de tocht passeerden we een aantal interessante dorpen en een prachtig jungle-landschap. Na ongeveer een uur fietsen arriveerden we bij de Lao-grenspost, waar we een tijd met de vriendelijke douaniers gepraat hebben. Na ongeveer een uur bij de grens fietsten we terug en stopten we bij een net geopend guesthouse voor lunch. De lokatie van dit guesthouse was magisch, we konden uitkijken op de eindeloze groene heuvels van Noord-Laos, met nauwelijks dorpen of huizen, want er wonen zeer weinig mensen in deze regio. Toen we onze lunch opgegeten hadden, fietsen we verder over een pad de jungle in, waar we onderweg een vrij grote zwarte slang zagen. Behalve de slang was er niet veel bijzonders, het pad eindigde in het niets. Verder terug richting Muang Sing stopten we nog in een tempelcomplex om wat uit te rusten. Vervolgens fietsen we door het dorp direct naast de tempel, waar we ontzettend veel beesten overal door elkaar zagen lopen. Kalkoenen, honden, kippen, ossen, koeien, varkens, echt alles. Na het dorp kwamen we vast te zitten in een rijstveld en waren we min of meer verdwaald. Uiteindelijk vonden we onze weg terug en spendeerden we de avond weer in Muang Sing. Die avond gingen we weer poolen en sliepen we vroeg na de vermoeiende dag (ik ben op vakantie).
Om acht uur de volgende morgen keerden we per bus terug naar Luang Nam Tha en ontmoetten we Yosi weer, na zijn jungletrek. We haalden onze tassen op in Zuela guesthouse en lunchten we in het beste restaurant dat ik in Laos gezien heb: Panda-restaurant. 'S middags wou ik nog een keer motor rijden en ik huurde weer een 110cc moto voor de halve dag ($3), Guillaume besloot mee te gaan achterop en we reden richting een stupa, niet heel ver vanuit Luang Nam Tha. Omdat het de voorgaande nacht behoorlijk geregend had (enige regen die ik in 40 dagen Laos meegemaakt heb), waren de paden ontzettend blubberig. Ik kwam vast te zitten in de blubber en verloor mijn slipper daar (deze bleef in de modder plakken). We reden terug naar een dorp, kochten een nieuw paar slippers en baggerden verder naar de stupa. We kwamen na een half uur heelhuids bij de glimmende gouden stupa aan en beklommen deze voor een geweldig uitzicht. Vanuit de stupa reden we verder en kwamen uit in een jungledorp. Dit dorp was ontzettend arm, maar het was fascinerend om hier rond te lopen. We zagen de ijscoman arriveren in het dorp, waarna het hele dorp naar buiten kwam om ijs te kopen. Kinderen in het dorp dragen nauwelijks kleding en de houten gammele huizen zijn in erg slechte staat.
Het was tot dan toe de meest indrukwekkende plaats die ik in Laos bezocht heb. Terugrijdend naar Luang Nam Tha kwamen we onderweg zonder benzine te zitten. Gelukkig voor ons stopte er direct een man die ons wat van zijn benzine gaf, wat genoeg was om tot een tankstation te rijden. 'S avonds aten we voor de laatste keer in Panda en besloten we de avond, en het bezoek aan Luang Nam Tha, met een fles beerlao.

NONG KHIAW EN MUANG NGOI NEUA:
Om zeven uur de volgende morgen stond ik op, om vervolgens hectisch naar het busstation te haasten voor de half negen bus naar Pak Mong. Het was een zes uur durende busrit door het heuvelachtige noorden van Laos. Onderweg zagen we in een dorp mensen eekhoorns en een soort katten verkopen (als delicatesse). Toen we in het depot-dorpje Pak Mong aan kwamen, stapten we over in een sawngthaew en reden we in een uur naar Nong Khiaw. Nong Khiaw is een kleine plaats gelegen aan de Nam Ou rivier, met een schitterende karstgebergte omgeving. We vonden een driepersoons kamer in een guesthouse voor $2 ($0.67 p.p.) en genoten vervolgens van de zonsondergang bij de Nam Ou.
De volgende dag werd ik rond 6 uur gewekt door hanen. Nogal gaar stond ik op en had ik mijn ontbijt. Vervolgens namen we de boot naar een afgelegen dorp, stroomopwaards aan de Nam Ou, genaamd Muang Ngoi. Dit dorp is alleen per boot bereikbaar, wat het een zeer relaxte plaats maakt, er rijdt bijvoorbeeld geen verkeer over de stoffige wegen. Het plaatsje heeft zo'n 700 inwoners en deze mensen wonen vrij primitief. Er is alleen electriciteit van 18.00 tot 22.00uur (generator), mensen wassen zichzelf en hun kleding in de rivier, heet water (douche) is niet aanwezig en alle levensmiddelen komen van elders per boot, wat het dorp afhankelijk maakt van andere plaatsen (Nong Khiaw en Luang Prabang). De tocht over de Nam Ou, in een krakende houten boot, was overigens prachtig.
Toen we 's middags in Muang Ngoi arriveerden, vonden we een guesthouse met nog twee bedden over. Omdat we met z'n drieen waren offerde ik mij op en sliep in een hangmat op het terras (meestal slaapt Guillaume op de vloer als we tweepersoons kamers nemen). De volgende dag werd ik om 4 uur gewekt door een haan met een niet goed functionerende biologische klok en het klote-beest liet zijn alarm voor een half uur afgaan. Ik stond dus op en werd wakker met veel Lao-koffie (zeer goede koffie overigens). Later, toen Guillaume en Yosi ook wakker geworden waren, wisselden van guesthouse. We kwamen terrecht in het Banana-guesthouse, waar we een bungalow deelden voor $0.50 per persoon. Het guesthouse wordt gerund door mama en papa (zo moesten we hen noemen) en hun oudste dochter, Lak. Deze mensen zijn echt geweldig, hun gastvrijheid was onbeschrijfelijk. Nadat we onze tassen in de bungalow gedropt hadden, maakten we een wandeltocht naar een grot. Op de heenweg zagen we de grot, maar konden de ingang niet vinden. We liepen dus verder door de jungle en na ongeveer een half uur keerden Yosi en ik terug (het was vrijdag en Yosi moest terug voor Sabbat), Guillaume liep verder. Op de terugweg vonden Yosi en ik de ingang van de grot wel, maar we hadden geen zaklamp bij ons (mijn zaklamp zat in Guillaume's tas), dus we konden de grot niet echt in. Eenmaal terug in het guesthouse dineerden we daar en 's avonds zaten we met een grote groep mensen op het terras. Er was toen een Israelisch koppel, twee Franse neo-hippies, een Amerikaan, een Duitser en wij drieen. We hebben wat gekaart en dronken beerlao.
Om tien uur keerden we echter naar de bungalow, omdat toen de elektriciteit uitviel (in Muang Ngoi hebben mensen 4 uur electriciteit per dag, van 6 tot 10).De dag die volgde heb ik de hele dag in het guesthouse gezeten, ik heb in de zon gelegen en genoten van het uitzicht over de Nam Ou. Later die zaterdag heb ik met Guillaume nog door het dorp gelopen en we bezochten de enige attractie: een tempel. Yosi had die dag zijn Sabbat en we besloten dit met het diner. Na het diner dronken we lao lao met Lak, Edi en Roni (het Israelische koppel) en i.v.m. de electriciteit sliepen we weer vroeg. Het Joodse geloof is voor Yosi ontzettend belangrijk en hij is dan ook vrij orthodox. Dagelijks draagt hij een keppeltje en hij neemt het kosjer-concept zeer serieus (hij heeft zijn eigen pan meegenomen vanuit Israel). Hij bid drie keer per dag en het Zaterdagse ochtend gebed duurt bijna een uur. Zoals alle Israeliers heeft hij drie jaar in het leger gezeten, als scherpschutter en chauffeur van een Humvee. Gedurende zijn legerperiode is hij in zijn schouder beschoten, maar was trots om zijn land te dienen. Voor Guillaume en mij was de orthodoxe en nationalistische cultuur redelijk vreemd, maar we respecteren Yosi's cultuur.
Guillaume en Yosi besloten naar Luang Prabang te vertrekken om daar te zoeken naar een zware motor, ik besloot nog een paar dagen in Muang Ngoi verder te relaxen. Die dag heb ik veel met Lak gekaart en heb de dorpelingen geholpen met het sjouwen van voedsel van de boot naar het pakhuis.
Tijdens het kaarten met Lak, kwam ik veel te weten over haar leven. Zij werkt in een ziekenhuis in Luang Prabang en verdient daar $35 per maand (!). En zij heeft te weinig geld om haar familie in Muang Ngoi vaker dan eens in de vier jaar te bezoeken. Op het moment was zij voor twee weken thuis, na de twee weken zat ze weer voor vier jaar in Luang Prabang, werkende.
Later die dag nam ik een koude douche (of eigenlijk geen douche, maar wasbeurt met een teil en bakje met koud water) en droogde op in de zon. Ik sliep zoals elke dag in Muang Ngoi weer vroeg en ik werd zoals elke dag weer vroeg wakker de volgende ochtend. Dit was mijn laatste dag in Muang Ngoi en ik liep die dag door de rivier naar een eiland om daar wat foto's van de omgeving te maken. De rest van de dag relaxte ik en 's avonds gaven mama, papa en Lak een goodbye-party voor mij. Zij gaven mij fruit, maarliefst negen geluksarmbandjes (tegen kwade geesten) en een ongelofelijk warm afscheid. De morgen die volgde nam ik dus de eerste boot terug naar Nong Khiaw en vervolgde mijn reis met een bustocht naar Luang Prabang.

LUANG PRABANG:
Luang Prabang is de culturele hoofdstad van Laos, het is een plaats met een historisch centrum, eindeloos veel tempels en het wordt door UNESCO als werelderfgoed gezien. Vanwege dit alles is Luang Prabang een vrij toeristische plek met veel guesthouses en restaurants met westers eten. Toen ik daar aangekomen was, zag ik twee Israeliers die ik eerder in Luang Nam Tha ontmoette. We dronken een fruitshake en zij brachten mij daarna naar een goed guesthouse. De rest van de dag heb ik wat door het stadje gelopen en (voor het eerst sinds een week) geinternet. De tweede dag in Prabang deed ik wederom niet heel veel, 's avonds dineerde ik met een Australische en Nederlander en we speelden pool. De dag erna ontmoette ik Guillaume en Yosi in Beit-Chabad (huis van de Joodse gemeenschap), waar Yosi bezig was met een pre-Sabbat gebed. Zij waren op 250cc Honda Baja's door de Sainyabuli-provincie gereden en tijdens de lunch hoorde ik hun verhaal aan.
We wisselden van guesthouse en in de avond ging ik met Guillaume naar de enige disco in Luang Prabang: de Dao Fa-disco. Het was 4km buiten Prabang, dus we gingen er met de Baja naartoe. Na de avond daar gespendeerd te hebben, sloot (zoals alle plekken in Laos) Dao Fa om precies middernacht. Terugrijdende naar Luang Prabang zagen we onderweg een groep mensen aan de kant van de weg staan. We stopten en het bleek dat een vent van zijn motor gevallen was. Hij was buiten bewustzijn, zat onder het bloed en had een enorme wond op zijn hoofd. Een vrouw stopte een voorbijrijdende pick-up en ik hielp de man in de pickup te tillen. Met de vrouw zat ik achterin de pickup, rijdende naar het dichtsbijzijnde ziekenhuis (3km ofzo verderop), Guillaume reed achter ons aan met de Baja. Aangekomen in het ziekenhuis hielp ik de man op een brancard te tillen en vervolgens werd zijn wond direct gehecht. Na een kwartier ofzo kwam de man bij bewustzijn en begon te bewegen en te schreeuwen van de pijn tijdens het hechten. Guillaume en ik werden gevraagd de man onder controle te houden in de operatiekamer, omdat er niet voldoende ziekenhuispersoneel aanwezig was. Het was onbeschrijfelijk hoe slecht en onhygienisch deze hechting verliep en later liep ik wat door het ziekenhuis en verbaasde mij over de situatie daar. In het toilet lag overal bloed op de vloer en mensen slapen soms met zijn drieen in een ziekenhuishuisbed. Verder slapen mensen op de vloer, met kleine kinderen en bejaarden in dezelfde kamer. Dit ziekenhuis was echt de laatste plaats op aarde waar ik naartoe gebracht zou willen worden als een ongeluk heb.....
Na ongeveer een uur waren de doktoren klaar met de hechting en de man werd naar een kamer gebracht. Er stonden drie ziekenhuisbedden in deze kamer, maar er sliepen 15 personen (!). De patienten sliepen met z'n drieen in een bed en de rest slaapt op de vloer. Verder moeten de medicijnen door de patienten zelf betaald worden en als je zonder geld zit krijg je geen operatie of medicatie. Tijdens deze nacht realiseerde ik mij pas echt wat een arm land Laos eigenlijk is. Uiteindelijk reden we om drie uur 's nachts terug naar het guesthouse en sliepen we bijna direct in.
De volgende ochtend was het de tweede december, wat de nationale feestdag van Laos is. Van de festiviteiten had ik niets gezien, omdat ik tot laat in de ochtend sliep na de vermoeiende vorige nacht. 'S middags kwamen de twee vrouwen met wie we de vorige nacht in het ziekenhuis waren naar ons guesthouse om ons te bedanken voor onze hulp. Zij heten Noy en Lanoi en samen met hen zijn we naar een tempel op een heuvel in de stad gegaan. 'S avonds, na het diner besloten Yosi en Guillaume verder te gaan met de Baja's en om negen uur vertrokken zij noordelijk. Ik sliep die nacht vroeg en ontwaakte de dag erna ook vroeg.Overdag werd ik door wat mensen in het guesthouse uitgenodigd om een paar biertjes met hen te drinken. Het bleek dat drie van deze mensen ladyboys waren (half man, half vrouw) en de andere drie waren homosexueel. Het was wat vreemd, maar ik zette mijn vooroordelen weg en genoot van de middag. De jongen die werkte in het guesthouse nodigde mij later uit om mee te gaan naar de bruiloft van een vriend van hem. Dit deed ik en 's avonds reden we naar het dorp waar de bruiloft gehouden werd. Het was in de tuin van een groot landhuis en buiten zat een enorme mensenmassa. Honderden mensen waren voor de bruiloft gekomen en het was dus ontzettend druk. Bij binnenkomt groetten we de bruid en bruidegom en kregen we een glas whiskey als welkomsdrankje. De rest van de avond bestond uit een diner en traditioneel dansen. Het was erg bijzonder om bij deze bruiloft aanwezig te zijn geweest en het was zeer gezellig. Tegen middernacht keerden we terug naar het guesthouse.
De volgende ochtend stond ik vroeg op en ging ik door de stad lopen. Ik zag ontzettend veel tempels en liep langs de Mekong. Dit was echt de sightseeing dag en ik maakte veel foto's van het mooie Luang Prabang. In de avond dineerde ik met een oude Fransman die met een Lao vrouw getrouwd was en in een dorp dichtbij Prabang woonde. Hij vertelde mij wat meer over de Lao-cultuur, wat vrij interessant was. Na het diner genoot ik van een zonondergang bij de Mekong en werd ik verrast door...Guillaume en Yosi. Het bleek dat Guillaume onderweg ergens gevallen was van zijn motor op een zeer slechte weg. Het was niet ernstig, maar hij wilde niet meer verder rijden. Bovendien eindigde de weg die zij namen in het niets, dus ze moesten sowieso terugrijden.
Wat we toen de volgende dag gedaan hadden was het verhuren van Guillaume's motor aan een andere Israelier genaam Shalam. Hij zou de motor, samen met Yosi, via een alternatieve route terug naar Vientiane rijden en Guillaume en ik zouden hen dan na een paar dagen in Vientiane ontmoetten. Die dag waren we dus bezig met het regelen van dit en verder hadden we wat gerelaxed in Beit-Chabad voordat Yosi en Shalam vertrokken. 'S avonds ging ik poolen met Guillaume en gingen we voor de tweede keer naar Dao Fa (...), waarmee we het bezoek aan Luang Prabang sloten. Nog een ding wat erg opvalt in Luang Prabang zijn de tuk-tuk chauffeurs. Behalve dat zij een tuk-tuk besturen hebben ze een tweede bezigheid, namelijk het dealen in drugs. Over straat lopend in Luang Prabang kom je continu tuk-tuk bestuurders tegen die naar je fluisteren: 'Smoking ganja, cheapah cheapah', 'Hello sir, you want smoke?'........

Tuesday, November 28, 2006

Asia 2006 (in DUTCH) - Southwestern China

GUIZHOU:
Zoals gezegd eindigde ik de vorige email in Chongqing, ik nam vanuit daar een bus naar de stad Guiyang, gelegen in de provincie Guizhou. Na een busrit van ruim 8 uur kwam ik aan in Guiyang, waar ik direct een busticket kocht naar Kaili, waar ik zo'n drie uur later arriveerde. In Kaili aangekomen ging ik op zoek naar een goedkoop hotel, wat ik na een minuut of tien gevonden had. Kaili is een redelijk grote plaats in het Zuidoosten van de provincie. De regio wordt vooral bewoond door kleurrijke minderheidsvolken, de Miao, de Gaija en de Dong, en dat is in de straten van Kaili ook goed te merken. Het is een vrij relaxte plaats en ik besloot om er de volgende dag te blijven. Die dag heb ik niet veel gedaan, ik ben wat door het stadje wezen dwalen en 's avonds heb ik met een Chinese gast whiskey gedronken in een foute disco (veel prostituees). De dag erna besloot ik naar een Miao-dorp te gaan genaamd Chong'an. Ik vertrok vanuit Kaili rond 12 uur 's middags en toen ik tegen half vier in Chong'an aangekomen was vond ik een klein guesthouse. Ik was de enige gast daar, maar de oude Chinese eigenares was erg vriendelijk en gaf mij wat tips voor wandeltochten in de omgeving. In de namiddag liep ik wat rond in het dorp wat gelegen is aan een schone rivier, omgeven door groene heuvels. De huizen in het dorp zijn in traditioneel Chinese stijl en de omgeving is schitterend. De straten zijn erg modderig en overal lopen beesten, de inwoners zijn vriendelijk maar ook vrij gereserveerd.
De volgende ochtend maakte ik de wandeltocht naar het Gaija-dorp Xin Zhal, wat de vrouw in het guesthouse mij aanbevolen had. De tocht was over een modderig pad de heuvels in. Langs rijstterrassen en dichtbegroeide, groene heuvels met houten huisjes verstopt in de begroeiing. Ik zag de Gaija mensen in de rijstvelden en met hun buffels aan het werk en ik werd een aantal keer opgehouden omdat er buffels over het pad liepen. Na een uur gelopen te hebben kwam ik een groep Gaija mannen tegen, ook opweg naar Xin Zhal, en met hen liep ik verder naar het dorp. Daar aangekomen werd ik door deze mensen uitgenodigd voor lunch en ze begonnen direct met het inschenken van baijo (zeer sterke Chinese drank). Omdat ik ook nog naar beneden moest lopen over de slibberige modderpaden en dat graag in nuchtere staat wou doen, bleef ik niet heel lang bij de dorpelingen en maakte mijn weg naar beneden. Eenmaal terug in Chong'an ging ik per bus terug naar Kaili, waar ik tegen de avond aankwam. Terug in het hotel ontmoette ik een Zwitserse vrouw, de eerste westerling die ik sinds Xiahe gezien heb en de rest van de avond heb ik met haar gepraat. Zij had net als ik al weken geen westerling gezien, dus het was fijn om na al die tijd eens met iemand te kunnen communiceren.
De volgende dag ging zij naar een dorp ergens ten zuiden van Kaili, ik ging per bus naar de stad Guiyang. Die dag was het overigens de 31ste oktober (mijn verjaardag), maar ik heb het niet echt gevierd, ik heb die dag drie uur in de bus gezeten en sliep die avond daarom redelijk vroeg. De volgende dag had ik een ticket voor de nachttrein naar Kunming gekocht en totdat mijn trein vertrok heb ik door de Chinese miljoenenstad gelopen. Hoewel de Chinesen Guiyang een provinciestadje noemen, is het een enorme stad met ruim 2 miljoen inwoners. Guiyang is echter niet veel anders dan andere Chinese steden en net zoals in andere Chinese steden is er niet veel bijzonders te zien.
Die avond vertrok ik dus per nachttrein naar Kunming, de hoofdstad van Yunnan. Aangekomen in Kunming kocht ik een ticket voor de nachtbus naar Lijiang en ik moest toen nog een half etmaal op mijn bus wachten. Ik besloot naar een hostel te gaan waarvan ik eerder een folder gevonden had en daar heb ik met wat andere westerlingen gepraat en koffie gedronken. Later die middag ging ik met een Britse naar een boekwinkel, waar ik een reisgids voor Cambodja gekocht heb. Tegen achten nam ik een taxi naar het busstation voor de nachtbus naar Lijiang.

LIJIANG:
De volgende ochtend kwam ik vroeg aan in Lijiang en even later vond ik een Youthhostel in het oude stadscentrum. Vorig jaar was ik ook in Lijiang geweest, en ik heb contact gehouden met een groep Chinese schoolmeisjes die Engels studeren, het meisje dat ik van vorig jaar kende heet Brooke (Engelse naam, haar Chinese naam ben ik vergeten). Die middag had ik haar opgebeld en even later ontmoette ik hen in de binnenstad. Ze lieten mij hun school zien, een vrij groot complex met saaie witte gebouwen, sportvelden en accomodatie voor de studenten. Later lunchten we in een stadspark en liepen we wat door Lijiang.
Lijiang is heel erg toeristisch, met vooral veel Chinese tourgroepen. De reden dat het stadje zo toeristisch is, is vanwege de historische gebouwen en de smalle steegjes die de gebouwen van elkaar scheiden. Het is origineel een Naxi-stadje, de Naxi is een minderheidsvolk met eigen kleurrijke klederdracht. Hoewel het zo ontzettend toeristisch is, en soms voelt als een Chinese kermis, is Lijiang een fijne plek om een aantal dagen te blijven.
De tweede dag dat ik in Lijiang was, was het de verjaardag van Brooke. Ik werd uitgenodigd om met haar en wat vriendinnen naar een toeristisch Naxidorp te gaan om daar wat rondtehangen en te lunchen. Het dorp is net als Lijiang overstroomt met Chinese toeristen, maar ondanks dat was het een fijne middag. 'S middags heb ik zelf wat door Lijiang gelopen en geinternet, 's avonds was het verjaardagsfeestje. Ik werd uitgenodigd om naar de bar van Brooke's oom te komen, waar ik een enorme groep Chinese tieners aan een grote tafel aantrof. We vierden de verjaardag met taart, snacks en Dali-beer. Het was erg leuk om met al deze Chinesen te praten en na die avond kende ik bijna al Brookes klasgenoten.
De volgende dag heb ik niet veel gedaan, ik heb wat gerelaxed in het guesthouse en mijn kleding gewassen. 'S avonds heb ik met een Chinees/Canedese jongen gegeten en later dronken we wat.
De dag erna heb ik wat gelezen in het hostel en wat gehangen met Cherry, een Chinese toerist uit Guiyang, en een groep Jappanners. Die avond ben ik terug naar de school gegaan voor een avondklas. Ik heb de studenten daar geholpen met hun Engels en tips gegeven over hoe zij het beste Engels kunnen studeren. Na de les dronken we koffie in de school en vervolgens keerde ik terug naar mijn youthhostel.
De dinsdag die volgde heb ik een Engelse les bijgewoond in de school. De Engelse docent was zelf behoolijk slecht in Engels (zoals de meeste Chinesen) en ik moest hem continu corrigeren. Als hij de studenten een nieuw woord leerde sprak hij het fout uit en het boek dat gebruikt wordt is ronduit waardeloos. Ik herrinner mij een opdracht 'correct the errors in the sentences' en bij elke zin die de docent voor gedaan had, maakte hij alleen maar meer fouten in de zinnen. Maar hoewel de docent waarschijnlijk beter is in Papiamento dan in Engels, had hij veel gevoel voor humor en maakte de lessen erg gezellig. Na de les lunchte ik met de studenten en nam ik afscheid van hen, ik had namelijk gepland die middag naar Dali te vertrekken. Maar eenmaal terug in het hostel besloot ik nog een extra nacht in Lijiang te verblijven en ging daarom de volgende ochtend pas naar Dali. Ik vertrok de dag erna samen met Cherry en de twee Jappanners naar Dali, waar we rond 4 uur 's middags arriveerden.


DALI:
Toen ik in Dali aankwam en ging in-checken bij het guesthouse trof ik Bart-Jeroen ineens aan. Hij is een Nederlandse gast die ik ken vanuit Almaty, Kazachstan. Hij reist per fiets van Turkije naar Indonesie en was toevallig ook in Dali. Hij kwam net aan vanuit Kunming met een aardig Zwitsers koppel en met zn vieren dineerden we daarna. Eenmaal terug in het guesthouse, na het diner, trof ik op het terras voor mijn kamer Cherry aan met een grote groep Jappanners, zij waren druk bezig met het drinken van wijn en ik en Bart-Jeroen werden uitgenodigd om mee te doen. Later kreeg een van de Jappanners ruzie met een vrouw van het personeel, omdat zij door hem niet konden slapen. Hij werd later 'The bad man from Osaka' genoemd door haar, het was hilarisch hen bezig te zien.
De ochtend die volgde heb ik het grootste deel van de dag op het terras in de zon gezeten met Bart-Jeroen, Cherry en een man uit Singapore. Later die dag heb ik nog twee mensen ontmoet die ik al eens eerder onmoet had. Namelijk de Israelier Igor (ik heb 10 dagen met hem in Noordwest China gereisd) en Yosi, een andere Israelier die ik kort in Xiahe gesproken heb. Dali was voor mij min of meer de plaats van de rendez-vous, wat ik erg leuk vond uiteraard.
Het stadje Dali zelf had ik, net als Lijiang, vorig jaar ook al gezien, maar het is een mooie historische plaats en een goede plek om een aantal dagen te blijven plakken. Wat erg typisch is aan Dali zijn de oude vrouwtjes op de straat die drugs verkopen. Zittende op een terras in Dali, geheit dat er hordes vrouwen naar je toe komen met een fotoboekje met ansichtskaarten. En hoewel het op het eerste gezicht lijkt alsof ze je kaarten proberen te verkopen, wordt hun eigenlijke verkoopwaar snel ontmanteld nadat ze je 'smoking ganja, cheapah cheapah' het oor in fluisteren. Waarschijnlijk vanwege de nabijheid van de drugslanden Laos en Myanmar en mede omdat marihuana-planten rondom Dali in het wild groeien, maakt het Dali drugshoofdstad van China. Maar afgezien van het drugsverhaal is Dali en de omgeving van Dali in het bijzonder erg plezierig.
Terug naar het terras: nadat ik dus een hele dag op het terras gehangen heb, druk bezig zijnde met rendez-vous'en, vond ik dat het tijd werd om de dag erna iets nuttigs te gaan doen. Die ochtend vertrok Bart-Jeroen met zijn fiets richting Myanmar, en ik maakte samen met Yosi en Yosh (Nederlander) een fietstocht door de omgeving. Dali is gelegen aan een groot meer genaamd het Erhai Hu, en we fietsten richting het meer op onze goede mountainbikes. Bij het meer aangekomen kwamen we terrecht in een moerassig stuk met jumbo-spinnen in de bomen om ons heen. Even later kwamen we uiteindelijk bij de kust van het schitterende meer aan en er kwam een visser met zijn aalscholvers voorbij varen. We wilden graag de visser met zijn vogels aan het werk zien, dus we riepen hem naar ons toe. Hij nam ons voor 2 euro per persoon mee in zijn boot en op het meer konden we hem zien aalscholver-vissen. Hij had een vogel of 10 en hij stuurt de vogels het water in om vis voor hem te vangen. En omdat de aalscholvers een touwtje om hun nek hebben, kunnen zij de grote vissen niet doorslikken, zodat de visser deze kan vangen. Het is een fascinerende manier van vissen en zeker het hoogtepunt van mijn bezoek aan Dali. Overigens heb ik het aalscholvervissen vorig jaar ook al in Yangshuo gezien, maar in Yangshuo was het gemaakt voor toeristen. Deze man in Dali deed het vissen echt als zijn beroep, wat de beleving veel reëler maakte.
Nadat we terug aan de kant gezet werden en de visser bedankte, lunchten we in een klein dorp en fietsten we even later terug naar Dali. Op de terugweg konden we overigens de marihuana planten zien, het groeit er overal in het wild. De rest van de middag heb ik een pakketje met post naar Nederland verstuurd. 'S avonds heb ik een film in het guesthouse bekeken en heb ik met Yosh en Yosi gepoold in een bar.
Met Yosh ging ik de middag erna per bus terug naar Kunming, de grootste stad in Yunnan. Yosi bleef in Dali, voor een drie-daags verblijf in een Tai-chi klooster, maar omdat hij ook opweg is naar Laos, heb ik afgesproken hem voor de grens weer te ontmoeten om samen naar Laos te gaan.

KUNMING EN XISHUANGBANNA:
Kunming is de laatste grote stad die ik zou zien voor Phnom Penh in Cambodja (waar ik zon 6 weken na Kunming aan plan te komen) en verder was Kunming de laatste plaats voordat ik echt de tropen in ging. Ik besloot met deze redenatie in het achterhoofd een paar dagen in Kunming te blijven om mij op de jungle's van Zuidoost Azie voor te kunnen bereiden.
Ik kwam aan in Kunming samen met Yosh in de namiddag, hij ging direct per trein verder naar Chengdu. Ik stapte in een taxi en deze bracht mij naar het guesthouse waar ik eerder al een halve dag gebleven was. Aangekomen in het guesthouse zag ik weer een aantal bekende gezichten: de twee Nederlanders Ruud en Gert-Jan, waarmee ik in Lijiang eerder al een tijd gepraat heb, en een Brits koppel dat ik kort in Dali gezien heb. Met hen spendeerde ik de rest van de avond, ik at in het guesthouse en we dronken wat samen.
De volgende dag in Kunming heb ik in het guesthouse rondgehangen met een Fransman die ik daar ontmoette. Zijn naam is Guillaume en hij was ook op weg naar Laos. Die dag heb ik een aantal films gekeken en met Guillaume gepoold. De dag erna heb ik 25 dvd's gekocht, samen voor zon 16 euro. Verder heb ik eindelijk mijn Chinese Yuan om kunnen wisselen in US-Dollars (heb ik nodig voor Laos) en vervolgde ik datgene waar ik de dag ervoor druk mee was: films kijken en poolen. In de avond vertrok ik met Guillaume naar het busstation voor de nachtbus naar Jinghong, een stad niet heel ver van de grens met Laos.
Jinghong is gelegen in het autonome Xishuangbanna, de enige tropische regio van China en het gebied voelt daarom meer Zuidoost-Aziatisch dan Chinees. Het tropische merkten we al direct toen we aankwamen in Jinghong, we arriveerden om 7 uur 's ochtends, maar het was toen al zwetend warm. Binnen een half uur na aankomst vonden we een guesthouse met bamboe-hutten en bananenbomen, waar we voor een euro per nacht verbleven. Toen we vervolgens ontbeten liepen we Yosi weer tegen het lijf (de Israelier die ook op weg is naar Laos) en we brachten hem naar het bamboo-guesthouse. De rest van de dag hebben we met zijn drieen door de stad gelopen, waar ik voor het eerst de machtige Mekong-rivier gezien heb. Vanaf Jinghong zou ik de Mekong gaan volgen totaan Phnom Penh (Cambodja), dus het was wel bijzonder om de rivier voor het eerst te zien.
De stad voelt zoals gezegt heel anders dan China, de straatnamen staan op de verkeersborden in het Zuidoost-Aziatische Dai-schrift aangegeven (naast het Chinees), mensen zien er kleurrijker uit en de straten van Jinghong zijn aangelegd tussen rijen palmbomen. De sfeer is goed in Jinghong, wat het een plezierige plaats maakte om voor een dag te stoppen.
De dag die volgde gingen we richting de grens met Laos, we vertrokken met de vroegste bus naar het stadje Mengla, op een uur van de grens. De busrit was door de junlge en omdat dit de eerste keer was dat ik jungle gezien heb, maakte dat de rit erg bijzonder. Toen we stopten voor de lunch in een klein dorp kochten we een ananas voor 1Y (0.10euro), deze zouden we later de dag in Laos op gaan eten.
Na de 5 uur durende busrit arriveerden we in Mengla, waar we direct vervoer geregeld hadden naar de grenspost Mohan. De chauffeur die ons in zijn busje naar de grens bracht was behoorlijk slaperig en sloot zijn ogen af en toe voor een aantal seconden terwijl hij aan het rijden was. Dit was nogal beangstigend, maar we kwamen uiteindelijk heelhuids in Mohan aan. In Mohan aangekomen passeerden we de gemakkelijke Chinese grenspost binnen een half uur, wisselden we onze laatste Yuan om in Lao Kip en liepen we twee kilometer met onze tassen door het niemandsland naar het land waar ik mij op dit moment bevindt: the Lao People's Democratic Republic.

Thursday, October 26, 2006

Asia 2006 (in DUTCH) - Northwestern China

KASHGAR:
Na de lastige grensovergang vanuit Kyrgyzstan, kwam ik dus aan in de meest westerlijk gelegen Chinese stad: Kashgar. De stad is legendarisch, omdat het een van de belangrijkste plaatsen op de zijderoute was. Kashgar bestaat uit een nieuw, Chinees deel en een oude stad. En vooral deze oude stad is fantastisch, de sfeer is heel orientaal en ik waande mij een paar eeuwen terug in de tijd. De straten van de stad zijn erg stoffig en zanderig, overal ezels en paarden met wagen en kleine winkels met specerijen en gedroogd fruit. Het voelt echt als een oude zijderoute stad. De regio wordt voornamelijk bewoond door de Uyghur, een islamitisch en centraal-Aziatisch volk met een geheel eigen cultuur dat compleet anders is dan de Chinese.
De stad Kashgar is bekend vanwege zijn enorme zondagse markt, waar mensen vanuit de gehele regio (Pakistan, Tadzjikistan, Kyrgyzstan, Xinjiang en overig China) hun zooi verkopen. Ik was op een zondag in Kashgar en ging daarom naar de veemarkt, even buiten de stad. En op die veemarkt zag ik.......vee; overal schapen, koeien, paarden en ezels en hun verkopers. Het was fascinerend om de Uygur met hun beesten aan het werk te zien en ik was daar dan ook de hele ochtend aan het rondlopen.
In de stad liep ik nog steeds met de Amerikaan Jazz en het Australische koppel, waarmee ik de grens vanuit Kyrgyzstan overgestoken ben. De eerste dag in de stad hadden we een goed restaurant gevonden met goedkope en geweldige Laghman (soort noodles met kruiden, groente en vlees), het was zo goed dat ik daar vier dagen op rij gegeten heb. Wat opvallend aan het restaurant was, is dat ze alleen eten verkopen na zonsondergang (ivm de Ramadan).

SOUTHERN SILKROAD:
Vanuit Kashgar besloot ik om een wilde route richting de stad Urumqi te nemen, ik volgde namelijk het spoor van de zijderoute die loopt ten zuiden van de Taklamakan-woestijn. Vanuit Kashgar namen we (ik en Jazz, die ook deze route nam) een bus naar het messenstadje Yengisar. We bleven hier voor een paar uur, om de messenfabriek te zien waar het stadje bekend van is. Eenmaal daar aangekomen zagen we een stel Uyghur een schaap slachten, wat we even bestudeerd hebben.
Vervolgens liepen we de fabriek in waar we wat mensen op vrij primitieve wijze messen zagen maken.Vanuit Yengisar namen we, na een paar uur rondgelopen te hebben, een bus naar de volgende oase: Yarkand. Deze stad is iets groter en heeft een groot oud stadsdeel, waar we de rest van de middag rond hebben gedoold. De sfeer is heel oosters en het zijderoutegevoel heerste in Yarkand zelfs nog meer dan in Kashgar. Veel mensen daar hebben nog nooit buitenlanders gezien, dus we waren zelf ook een attractie. Mensen wilden ook graag op de foto en de sfeer was erg vriendelijk.
Ik vond Yarkand zeker een van de hoogtepunten op deze route richting Urumqi, maar omdat er in Yarkand geen goedkope accomodatie aanwezig is, trokken we diezelfde avond verder naar de plaats Karghilik. Daar verbleven we in een hotel op het busstation.
De volgende dag was een dinsdag en 10 minuten bij bus vanuit Karghilik ligt een dorpje met een grote dinsdagse markt. Uiteraard gingen we hier naartoe en we namen die ochtend daarom een minibus naar het dorp Charbagh, waar de markt gehouden werd. Deze markt is op z'n minst wild te noemen; overal runderkoppen langs de stoffige wegen, een stel Uygur die met een hakbijl in een schaapskadaver los aan het gaan zijn en oude bebaarde grijsaards die het spektakel onder het genot van een kop thee en een sigaret bewonderen.
Behalve dat, zijn op de markt van Charbagh ook straatkappers te zien, waar diezelfde grijsaards zich laten ontdoen van hun grijze haar. Straattandartsen heb ik ook gezien; voor maar een paar Yuan kun je daar je gebit laten bewerken door een kerel met een roestige tang (gelukkig is mijn gebit kosjer).
Iets verderop vanaf de markt is een veemarkt, waar we bijna overhoop gelopen werden door een losgeslagen gekke koe. De veemarkt was minstens zo fascinerend als de reguliere markt en hier hebben we dan ook de meeste tijd doorgebracht. Later, in de middag keerden we terug naar Kharghilik, waar we een rendez-vous hadden met een Israelier die ik kende vanuit het hotel in Kashgar. Zijn naam is Igor en met zijn drieen trokken we de volgende dag verder naar de volgende oasestad op de oude zijderoute: Hotan. De rit naar Hotan duurde relatief lang, maar het woestijnlandschap onderweg, compleet met kamelen en mini-oases in de verte, was erg de moeite waard. Eenmaal aangekomen in Hotan ontdekten we dat daar eigenlijk niets te zien is en we waren daar dan alleen maar wat aan het hangen in internetcafes. Behalve het internetcafe vonden we ook zeer goedkope alcohol: 1.5 Yuan (0.15 euro) voor een 100ml flesje met 56% spul! Hiervan hadden we het nodige ingeslagen en savonds in het hotel genuttigd. Verder vonden we in Hotan een goed restaurant met Laghman en die avond at ik voor de 16de keer in 11 dagen de lekkere en voedzame Laghman.
Vanuit Hotan wilde ik de monsterbusrit van 25 uur naar Urumqi gaan maken, om vanuit daar vervolgens oostelijk te trekken. Igor deed hetzelfde maar had een busticket voor een andere tijd gekocht, Jazz ging terug naar Kashgar omdat hij via een backdoor-route Tibet in wilde gaan. We namen dus afscheid van elkaar en de volgende dag ging ik per bus over de Cross-Desert-Highway naar de provinciehoofdstad Urumqi. Deze busroute liep voor het grootste deel door de Taklamakanwoestijn, waar ik onderweg erg van genoten heb. De volgende dag kwam ik 's ochtends aan in Urumqi.

TURPAN EN DUNHUANG:
In Urumqi aangekomen, besloot ik om direct door te reizen en het eerste wat ik daarom deed was mijn busticket kopen naar Turpan. Nog geen 40 minuten later stapte ik in de bus die mij binnen drie uur in de volgende oasestad bracht: Turpan. De stad is een grote oase gelegen tussen de Taklamakan en de Gobi woestijnen en staat bekend als het laagste (140m onder NAP) en heetste punt van China. Deze stad is het laatste Uyghur-bolwerk dat ik bezocht voordat ik verder oostelijk ging. Dat het nog steeds een Uyghurstadje is heb ik gemerkt in de supermarkt; ik wilde een blikje Red Bull aanschaffen, maar zag iets veel beters:.........Red Camel! Dit blijkt de nepversie te zijn van de Chinese nep-Red Bull, het blikje is exact hetzelfde maar dan met twee rode kamelen.
De eerste dag in Turpan nam ik deel aan een Chinese toergroep, om zo alle bezienswaardigheden in een dag te kunnen zien. De toerleider bracht ons per minibusje als eerst naar een ruine van een voormalige woestijnstad en vervolgens naar een Karez. Een karaz is een ondergronds irrigatiesysteem, om de Turpan-oase vruchtbaar te houden. Vanuit de karaz gingen we door naar de Emin-minaret en een druivenvallei. In China staat de wijn uit Turpan bekend als een der beste wijnen van het land. We sloten de dag met de Flaming Mountains, een bijzondere berg van vuurrood gesteente.
De tweede dag in Turpan besloot ik wat te relaxen na de drukke week. 'S middags ging ik naar een internetcafe en naast me zat een Chinese tiener een Japanse pornofilm te kijken..... Ik bleef dus wat langer door internetten voordat ik terugkeerde naar men hotel om mij op te maken voor de nachtelijke busrit naar de volgende oasestad: Dunhuang.
De volgende ochtend kwam ik rond 9 uur aan in Dunhuang en in het goedkope hotel waar ik verbleef, ontmoette ik Igor weer. Verder verbleef er ook een Japanner genaamd Aki in dezelfde kamer en ik liep die dag dus door Dunhuang met Igor en Aki. We besloten om naar een kudde zandduinen te gaan, iets ten zuiden van het oasestadje. De entree die gevraagd werd voor de duinen was Y50, dit vonden wij te duur dus we liepen om de entreepoort heen en beklommen de zandduinen voor Y0 !! De beklimming van de duinen was ontzettend zwaar, het was over de 30 graden en bij elke stap op de duin zak je een stuk weg. Uiteindelijk bereikten we de top van een van de duinen en vanuit daar hadden we een mooi uitzicht over de Dunhuang-oase en de achterliggende duinen.
Beneden bij de duinen krioelde het van de kamelen, wat het woestijnplaatje compleet maakte. De volgende dag in Dunhuang ging ik met Igor naar de plek waar de stad beroemd van is: de Mogao-grotten. Deze grotten zijn van binnen beschilderd met Boeddhistische figuren en symbolen, en gedurende de zijderoutetijd namen de karavanen de omweg naar Dunhuang om er te bidden voor een goede en veilige reis. We konden de grotten alleen maar in met een gids en we namen dus deze toer met een slecht Engels sprekende gids, door de prachtige grotten. De entree voor de Mogao-grotten was vrij hoog (Y100), maar het was zeker de moeite en het geld waard.
Die avond terug in Dunhuang aten we op straat wat en gingen we naar een Chinese disco. Daar werden we door een groep Chinezen uitgenodigd om ergens anders te gaan KTV'en (karaoke television) en dit hebben we daarna nog gedaan.

JIAYUGUAN, ZHANGYE EN XINING:
Vanuit Dunhuang gingen ik en Igor de volgende ochtend verder oostelijk, naar de stad Jiayuguan. Daar aangekomen hebben we wat fietsen gehuurd (rammelende kleine-meisjesfietsen met een bakje aan het stuur) en zijn we naar het Jiayuguan-Fort gefietst. Het fort was de meest westelijk gelegen post van het Chinese rijk en diende als extra protectie voor de Chinese muur, die in Jiayuguan eindigt/begint. Nadat we uitgebreid in het fort gekeken hebben fietsten we door naar de Grote Muur, via een 'alternatieve route'. We dachten een stuk af te kunnen snijden, maar we kwamen terrecht in een rijstveld.... De afsnijroute bleek nogal lang te duren en toen we uiteindelijk bij de muur aankwamen schemerde het al behoorlijk. We keerden dus terug naar Jiayuguan met het idee om de muur de volgende dag te bezoeken.
De volgende ochtend gingen we dus terug naar de Grote Muur, dit keer per taxi. We beklommen de muur en maakten wat fotos daar en gingen vervolgens terug naar Jiayuguan, om daar de bus naar Zhangye te pakken.
Die avond laat kwamen we toen aan in Zhangye, met als doel van bus te wisselen voor Xining. Het bleek dat die bus al vertrokken was, dus we zaten vast in Zhangye, waar niets bijzonders te zien is. We gingen wel nog op zoek naar een chinese disco, deze vonden en daar bleven we de rest van de avond. De volgende ochtend namen we de eerste bus naar Xining (om half zeven). De rit was erg mooi, ik kon het landschap zien veranderen, van woestijn in hooggebergte. Verder was het goed te zien dat het herfst is, de bergen toonden allerlei kleuren wat erg mooie plaatjes opleverde. Voor de lunch stopte de bus in een klein dorpje, waar we wat met de lokale bevolking gepraat hebben. Aan het eind van de middag arriveerden we in Xining, de hoofdstad van de overwegend Tibetaanse provincie Qinghai.
Die avond in Xining hebben we voor het eerst sinds tijden westers gegeten: Kentucky Fried Chicken.... en vervolgens hebben we wat geinternet. Op de weg terug ontmoetten we een stel dronken Chinezen die met ons wilden karaoke'en, dit deden we en de rest van de avond hebben we geKTV'd op hun kosten. De tweede dag in Xining hebben we wat gepraat met een man die in het hotel werkt, zijn naam is Mr. Nui en hij heeft ontzettend veel informatie over de hele regio. Hij nam ons die middag mee op een tour naar de 15th living Buddha, dit is de gekozen opvolger van de huidige Dalai Lama en hij woont zo'n 50km buiten Xining. Het was erg tof om hem te ontmoetten, hij is een klein jochie van 6 jaar, maar ziet er erg intelligent uit. Hij woont op zich zelf in een duur appartement, direct naast een Tibetaanse tempel. Deze tempel hebben we ook bezocht en op de terugweg stopten we in een dorpje voor het diner. We aten bij vrienden van mr. Nui en arriveerden rond zeven uur weer in de stad. De derde dag in Xining wilde Igor een Tibetaanse tempel bezoeken, ik ging naar een andere tempel op een berg even buiten de stad. Op die berg had ik een mooi uitzicht op Xining en ik ontmoette op de top een groep Chinese studenten waarmee ik een tijdje gepraat heb. Doordat we beide pas laat terugkwamen in Xining hadden we de bus naar Tongren gemist die wij die dag wilden nemen. We spendeerden dus nog een nacht in de stad en vertrokken de volgende ochtend met de vroegste bus naar Tongren, een Tibetaans dorp ten zuiden van Xining.

TONGREN EN XIAHE:
In Tongren aangekomen zagen we een bruiloft die gevierd werd met veel vuurwerk. We hebben daar even naar staan kijken en gingen vervolgens opzoek naar een goedkope verblijfplaats, die we snel gevonden hadden. De rest van de dag hebben we wat Tibetaanse kloosters en tempels bezocht, wat ik erg interessant vond. In de kloosters werden we telkens door wat monikken rondgeleid en de sfeer daar was erg vriendelijk. Het plaatsje Tongren is vrij armoedig, dit is aan bijna alles te zien. Die avond hebben we gegeten in een Tibetaans restaurant en vervolgens gingen we naar een Tibetaanse dansshow, die erg de moeite waard bleek te zijn.
De volgende dag was de dag dat ik afscheid van Igor nam, na een dag of tien met hem gereisd te hebben. Hij wilde een 5-daagse trek met een yak gaan doen van Tongren naar Xiahe, ik besloot de bus naar Xiahe te nemen. Wat wel opvallend was aan het reizen met een Israelier is dat telkens als Igor tegen Chinezen zegt dat hij uit Israel afkomstig is, het eerste woord wat de Chinezen antwoorden......AK-47 (kalashnikov) is. Als ik zeg dat ik Nederlands ben, 80% van de gevallen beginnen de Chinezen met het noemen van bekende voetballers. Marco van Basten is het populairst, gevolgd door Ruud Gullit en Edgar Davids. Niemand schijnt Johan Cruijff te kennen, maar het kan ook aan de uitspraak liggen. Hoe dan ook, om acht uur die ochtend nam ik de bus naar Xiahe, een ander Tibetaans dorp met een enorm klooster genaamd Labrang. Het was die dag exact 100 dagen geleden dat ik Cothen verlaten heb.Xiahe was geweldig, het is een schitterende Tibetaanse plaats, gelegen in een prachtige vallei. Ik heb daar in totaal twee en een halve dag gespendeerd en ik heb mij erg vermaakt gedurende die tijd. Urenlang heb ik door het klooster gedwaald, telkens gefascineerd door de wijze waarop de monikken daar leven en waarop het geloof door de Tibetanen beleefd wordt. Voor zover ik weet is het Lamaisme (Tibetaans boeddhisme) de meest intense religie die ik gezien heb, vele malen meer is de geloofsbeleving in Xiahe dan in bijvoorbeeld Iran. Sommige mensen komen vanuit honderden kilometers kruipend naar het klooster en mensen bidden de gehele dag door.De gebouwen van het klooster zijn erg mooi en de Tibetaanse mensen zien er allemaal erg kleurrijk uit. Verder is er een pelgrimsroute om het hele kloostercomplex heen, waar mensen langs de gebedswielen lopen. De gehele sfeer die heerst in Labrang (naam van het klooster) is een gevoel van vrede en gemoedelijkheid.
De eerste dag in Xiahe heb ik wat gevoetbald met een groep vriendelijke monikken en dus rondgedwaald in het klooster. De tweede dag keerde ik terug naar Labrang en op mijn weg naar het klooster ontmoette ik een Duitse vrouw op een motorfiets die ik al eerder ontmoet had in Bishkek (Kyrgyzstan) !?! Het was ontzettend toevallig haar weer te zien in Xiahe en later die dag hebben we samen het klooster bezocht. We zagen een discussiegroep van monikken en genoten van de sfeer aldaar. De laatste dag in Xiahe ging ik 's middags per bus door naar de grote stad Lanzhou, hier kwam ik na een zes uur durende rit aan. Xiahe was zonder twijfel een van mijn hoogtepunten op de route in China.

LANZHOU EN CHONGQING:
Aangekomen in Lanzhou ging ik per taxi naar een niet al te duur hotel. In Lanzhou is niets te zien verder, het is een grote Chinese stad, niet veel anders dan alle andere grote Chinese steden. Het eerste wat ik de volgende ochtend dan ook ging doen, was het boeken van mijn treinticket naar Chongqing. Maar omdat ik een dag op mijn trein moest wachten, zat ik dus min of meer vast in Lanzhou. Ik heb daar wat gerelaxed in het hotel en ben 's avonds naar een bar gegaan, waar ik een groep studenten ontmoette met wie ik de avond doorgebracht heb. De volgende dag had ik dan mijn reis naar Chongqing, de rit duurde ruim 19 uur. In de trein heb ik wat met de Chinezen in de wagon gehangen en uiteindelijk arriveerde ik de volgende ochtend in Chongqing.
Chongqing is een enorme stad. Veel groter en hectischer dan ik verwachtte, maar gelukkig had ik een bekende hier: Jenny. Ik ken haar nog van vorig jaar, toen woonde zij in Chengdu met haar vriend Rain. Nu studeerd zij dus in Chongqing en woont op haar universiteit, ik kon verblijven bij haar stiefgrootouders in een appartement. De mensen zijn erg gastvrij en kookten elke dag voor me, ik was erg blij hier te kunnen verblijven.
Overdag ben ik wat door de stad gaan lopen, de eerste dag was ik gelijk al drie keer verdwaald geraakt. Ik bezocht een tempel en maakte een rit met een kabelbaan over de Yangtzerivier. Verder kocht ik wat leesboeken van Fyodor Dostojevskiy voor 2.50euro per stuk en at ik mijn lunch in een KFC. 'S avonds heb ik telkens wat met de grootouders chinese tv gekeken en met Jenny gepraat. Vandaag was mijn laatste dag hier in Chongqing en we besloten mijn bezoek met traditioneel Chongqing-voedsel: Hotpot. Dit heb ik inmiddels 4 uur geleden gegeten en ik voel mijn tong nog steeds branden (ik overdrijf wat uiteraard). Hotpot is een soort fondue, maar dan ontzettend heet en gekruid. De meest vreemde dingen heb ik overigens vanuit de fondue gegeten: eendendarm, rundermaag, varkensnieren en als creme de la creme......blokjes gestold eendenbloed. Hoewel het niet echt smakelijk klinkt, laat staan smakelijk eruit ziet, was het vanuit de hotpot erg lekker.
Morgenochtend neem ik dan dus afscheid van Jenny en haar stiefgrootouders, ik heb een fles wijn als cadeau voor hen gekocht.

Sunday, October 15, 2006

Asia 2006 (in DUTCH) - Kyrgyzstan (2)

OSH:
Na een rit van een paar uur vanuit Jalalabad kwamen ik, Jazz en Anne (duits meisje in de masrutnaya) aan in Osh. Zoals gezegd dit is na Bishkek de grootste stad in Kyrgyzstan en was vroeger een belangrijke stop op de legendarische zijderoute. De stad heeft een orientale sfeer en wordt door voornamelijk Oezbeken bewoont.
Het Duitse meisje is naar Osh gekomen om een Kyrgyzische vriendin van haar (die vloeiend Duits spreekt) te ontmoeten. We ontmoetten haar, Altenay, in een shashlyk restaurant waar we dineerden (met shaslhyk en vodka....). Met zn vieren hebben we wat door het stadje gelopen, waar niet echt veel te zien is. Er is een enorm Lenin-standbeeld en een Yak-40 Aeroflot vliegtuig met groot CCCP op de vleugels dat in een stadpark gestationeerd is.... Verder was de bazaar van Osh wel de moeite waard, het is een enorme markt (grootste van het land) waar mensen van allerlei streken (Oezbeken, Kirgizen, Tadzjieken en Chinezen) hun spullen verkopen.
Later die dag werden wij drie westerlingen door Altenay uitgenodigd om bij haar en haar familie te verblijven in een dorpje genaamd Kommunizm (?!). In het dorp is niets te doen, maar de familie was erg gastvrij en we hebben die avond wat gekaart (ik heb hen toepen geleerd). Verder werd ons verteld dat de zus van Altenay is gekidnapped door een van haar vrienden. Het kidnappen van vrouwen is in Kyrgyzstan vrij gebruikelijk en de traditie wil dat als een man een vrouw kidnapped, dan kan hij met haar trouwen. Het is officieel niet legaal, maar als de vrouw weigert te trouwen, dan krijgt zij een groot deel van de dorpsbevolking tegen haar, omdat veel mensen in deze traditie geloven. In het geval dat de vrouw weigert en daarna voor de tweede maal gekidnapped wordt, dan is zij verplicht te trouwen. De zus van Altenay werd 5 dagen voordat ik in Osh aankwam gekidnapped en is nu gelukkig getrouwd met haar kidnapper. De moeder van Altenay is overigens door haar vader gekidnapped... De traditie is iets wat alleen Kyrgyzen doen, het is gebruikelijker in dorpen dan in steden en zon 40% van alle Kyrgyzische huwelijken vond plaats na een kidnapping.
Na een nacht in Kommunizm geslapen, keerden we weer terug naar Osh. Op de terugweg stopten we nog kort in een klein dorpje met een grote bazaar. Veel mensen in de bazaar daar, hebben nog nooit een westerling gezien en iedereen wilde met ons op de foto en we kregen veel spullen gratis.
Eenmaal terug in Osh gingen we naar een guesthouse genaamd Osh guesthouse (origineel), waar we de Australier Maikel en de Canadees Steve (beide ken ik vanuit Bishkek) zagen. Met de hele club aten we weer Shashlyk en dronken we vodka. Verder hebben we ook plannen gemaakt voor de rit naar Kashgar in China. Ik heb samen met Jazz en een ander Australisch koppel een jeep geregeld die ons naar de grenspost in Irkeshtam zou brengen. De dag erna vertrokken we rond 4 uur smiddags in een Lada Niva 4WD met chauffeur riching het grensdorpje Sary Tash.

NAAR CHINA:
De weg naar Sary Tash was ontzettend slecht, evenals de auto die bij het starten eerst een stukje aangeduwd moest worden. Onderweg werden we zon 3 keer door de politie gestopt en 3 keer heeft de chauffeur hen omgekocht. Het omkopen van politie is eigenlijk de enige manier waarop zij geld verdienen en de agenten langs de weg stoppen vrijwel elke auto die langs komt om zo geld van hun te kunnen vangen. Ik heb deze agenten overigens overal in Kyrgyzstan gezien, het is niet alleen in het zuiden. Van een Nederlands koppel in Bishkek heb ik gehoord dat het in Tadzjikistan nog veel erger is, daar schijnen agenten om de 100m te staan (in de hoofdstad Dusjanbe) en het is zelfs zo erg dat plekken langs de weg daar verhandeld worden door hogere agenten. Het gemiddelde jaarsalaris voor agenten is zon $200, maar wordt met gemiddeld $900 aangevult door de omkopingspraktijken... Bij diefstal of andere problemen is het in Centraal Azie vaak verstandiger om niet naar de politie te gaan, aangezien deze gasten meer problemen veroorzaken dan oplossen.
Hoe dan ook, de chauffeur heeft drie maal de politie omgekocht en na de hobbelende, 8 uur durende rit kwamen we in het bergdorpje Sary Tash aan, waar we de nacht doorbrachten.
De volgende morgen rond 6 uur vertrokken we over een ruige weg naar de grenspost Irkeshtam. De route naar de grens was schitterend met kale vlakten en besneeuwde bergen op de achtergrond. De tocht duurde bijna 3 uur en zon 20 kilometer voor de grens passeerden we de eerste checkpost. Bij deze checkpost stonden een paar kerels met Kalashnikovs, zij wilden onze paspoorten zien.
Nadat we deze checkpost doorkwamen reden we naar Irkeshtam, de meest depressieve grensovergang die ik ooit gezien heb. Overal trucks en zooi en er is een groot kamp gebouwd met roestige caravans en afval overal. Voor het bereiken van de grenspost werd mijn paspoort nog 2 keer gecheckd en werd men tas grondig doorzocht. Toen de douanier na niet lang zoeken mijn Iraanse Galyan (waterpijp) vond, was hij er heilig van overtuigd dat ik drugs naar China probeerde te smokkelen. En toen hij later mijn Hezbollah-souvenirketting vond, noemde hij mij terrorist. In ongeveer 30 minuten van continu herhalen dat ik geen drugs of bommen heb vond hij het oke. Hij hield alleen en Iraanse munt van mij als souvenir voor zichzelf. Later vroeg hij nog een keer of ik 'bing-beng-boem' bij me had en gebaardde een pistool met zn vingers, een explosie en een drugsspuit.....
Vervolgens kwamen we bij de paspoort en visa controle en werd men paspoort bestempeld. Omdat de Chinese grenspost 7km verder gelegen is, werden we (na een extra paspoortcontrole) op een truck gezet die ons door het niemandsland reed. Na nog een checkpost (paspoortcheck no. 7) kwamen we aan bij de chinese grenspost, waarvoor een enorme rij trucks wachtende was. Het was
namelijk zo dat de chinese douaniers een 'lunchpauze' (ze waren met een hond aan het spelen) hadden van 3 uur. Er stond een grote groep mensen die de grens wilden passeren voor de slagboom en de chinese klootzakken spelen met hun hond en gingen een stukje hardlopen.... Uiteindelijk vonden ze dat zij hun macht genoeg misbruikt hadden voor de dag en opende de poort, waar onze paspoorten weer gecheckd werden. Niet veel later kwamen we bij een andere checkpost aan en daarna eindelijk bij de feitelijke grenspost. Deze post passeerden we in 10 minuten en daarna werd de bagage en men paspoort nog een keer zonder problemen gecontroleerd. We waren in China rond half 5 smiddags, na de 7 uur durende grensovergang. We vonden een vent met een taxi die ons voor 75 Yuan per persoon naar Kashgar wou brengen en dus reden we over een goed geasfalteerde snelweg door een prachtig gebied naar Kashgar. Onderweg brak iets in het sturingssysteem van de auto, gelukkig kon de chauffeur het zelf fixen. Tegen negen uur die avond arriveerden we in Kashgar.

Wednesday, October 04, 2006

Asia 2006 (in DUTCH) - Kazakhstan (2) and Kyrgyzstan

ALMATY (DEEL II):

De vorige email had ik verstuurd vanuit Almaty, Kazachstan, en de resterende 7 dagen dat ik daar verbleef heb ik niet heel veel bijzonders gedaan. Almaty is een vrij westerse stad en het was daarom wel relaxt om er lang te blijven plakken.

De 30ste augustus was er een nationale feestdag in Kazachstan (dag van de Grondwet), ik heb er weinig van gemerkt, behalve de vele muziek op de pleinen. De dag erna ging ik de bergen in, naar Medeu en Shymbulak. Medeu een klein plaatsje dat bekend is vanwege de ijsbaan daar. Het is de grootste en meest belangrijke schaatsbaan in de voormalige Sovjetunie, voornamelijk vanwege de hoogte (zorgt voor snellere tijden). Vanuit Medeu ben ik naar Shymbulak gelopen, een skiresort verder de bergen in. De locatie was wel mooi, het was alleen behoorlijk koud daar.

In Almaty verbleef ik in een studentengebouw bij een universiteit en op een zondag kon ik er niet meer verblijven, omdat de dag erna het nieuwe collegejaar zou beginnen. Het kostte me een hele dag om een andere betaalbare verblijfplaats te vinden, uiteindelijk kwam ik terrecht in een klein hotel op het treinstation. De medewerkers daar waren erg vriendelijk.De overige dagen in Almaty heb ik wat geinternet en ik ben nog een paar keer naar een bar gegaan met een stel Oezbeken. Ik heb ook een keer gedineerd in een retro-Sovjetunie restaurant met grote Lenin en Brezjnev schilderingen op de muur en serveersters die CCCP-tshirts dragen. Dit was het tofste restaurant dat ik tot nu toe gezien heb. Wat mij nog erg op gevallen is in Almaty waren de vele bruiloften die ik gezien heb.

Overal rijden grote trouwerij-limosines rond en in de stadsparken stikt het van de bruiden en bruidegommen.


NAAR KYRGYZSTAN:

Op 6 september verliep mijn Kazachse visum, dus op 6 september moest ik het land verlaten. Ik ging bij het busstation van Almaty opzoek naar iemand die me naar het grensplaatsje Kegen kon brengen en na ongeveer een uur zoeken had ik iemand gevonden met een oude Audi die mij voor 1500 tenge (8 euro) naar Kegen wou brengen. De chauffeur had binnen 2 uur nog 3 andere personen gevonden en rond 3 uur smiddags vertrokken we over de desolate weg door de steppe naar Kegen. Wat ik niet wist was dat de andere personen niet naar Kegen gingen, maar naar een andere plaats waarvan de afslag 100km voor Kegen was. Ik werd dus ergens in de middle of nowhere gedropt met de mededeling dat ik een andere auto moest zoeken. Niet veel later kwam er een rammelende GAZ-melktruck voorbij en de oude chauffeur nam me mee naar Kegen. Daar aangekomen was het inmiddels 7 uur savonds (5 uur voordat men visum zou verlopen) en ik heb een jongen met een oude Zhiguly (Sovjet auto die op een Lada lijkt) gevraagd om mij naar de grens te brengen voor 1000 tenge.
Om 8 uur kwam ik bij de grenspost aan en ik werd geholpen door de aardige douaniers (come with me brat...). Deze grens (Karkara is de naam) is heel erg afgelegen en de douaniers zien gemiddeld 10 autos per dag ofzo. De Kirgizische post was zo primitief dat er geen electriciteit aanwezig was en de feitelijke paspoort en visumcontrole was in een caravan....Omdat ik in het donker over de grens an het lopen was en de grenspost ergens in the middle of nowhere gelegen is, werd ik door een Kyrgyzische familie opgepikt met hun UAZ-jeeps en zij brachten mij naar de stad Karakol. De weg van Karkara naar Karakol was behoorlijk slecht en het stuk van minder dan 100km duurde over 3 uur. Uiteindelijk kwamen we rond 11 uur in Karakol aan en ik werd uitgenodigd om bij de familie thuis te verblijven.


KARAKOL EN ALTYN ARASHAN:

De eerste dag volle dag in Kyrgyzstan ging ik met het gezin naar een dorp genaamd Kurmontu om daar met andere familieleden een overleden broer te herdenken. We gingen in een stampvolle Audi (7 personen in de auto) naar het dorp en ik ontmoette hun familieleden. Een kwartier nadat we daar aankwamen werd er een schaap voor ons ritueel geslacht en daarna 'bewerkt'. Later die middag aten we van het schaap. De maaltijden gingen gepaard met gebeden, melkthee en vodka.

De mensen in het dorp zijn ontzettend vriendelijk en de gastvrijheid is magisch. Het mindere aan het bezoek was dat we continu schaapsvlees aten (wat niet echt smaakvol is) en voor Kyrgyzen is het gebruikelijk om het schaapsvet (wat als lekker beschouwd wordt) aan de gast te geven. Dus ik kreeg telkens bonken met schaapsvet voorgeschoteld....

Aan het eind van de dag keerden we terug naar Karakol, waar ik nog 2 dagen langer verbleef. Het stadje ziet er vrij deprimerend uit. Bijna alle straten zijn niet geasfalteerd en er ligt veel afval overal. Verder lopen er allerlei beesten door de stad (honden, geiten, schapen, kippen, etc.) en er rijden nauwelijks auto's. De sfeer is wel vriendelijk en relaxed.

Na een paar dagen rondgekeken te hebben in Karakol ging ik de bergen in, naar een kamp in een vallei genaamd Altyn Arashan. Ik heb het vervoer naar Arashan geregeld via Valentin, een Rus die werkt voor een guesthouse genaamd Yak-Tours. Valentin bracht mij, een Oekrainer en een Koreaanse in zijn jeep over de meest slechte weg die ik in mijn leven gezien heb (met stapels
rotsen overal en sommige stukken onder water) naar de vallei. De alpine vallei is schitterend, Zwitserland in het kwadraat, en de eerste dag ging ik gelijk fanatiek een heuvel beklimmen. De tweede dag in de bergen was regenachtig, met sneeuwval in de hogere stukken, dus die dag heb ik niet veel kunnen doen. De dag erna was het schitterend weer en ik ging samen met de Koreaanse richting het Ala-Kol meer lopen. Voordat we vertrokken vroegen we Valentin of er sneeuw in de vallei naar het meer is en hij zei: 'Snek? Njet, tolko w vysoky gory' (er ligt geen sneeuw, alleen op de toppen). Na een half uur lopen bereikten we de vallei en het was compleet bedekt met minstens 15cm sneeuw.....

We liepen voor 5 uur door de sneeuw totdat we bij de bergpas voor het meer aankwamen. Het was inmiddels 2 uur smiddags en er lag bijna 2 meter sneeuw op de steile pas, dus we besloten terug te keren naar het kamp. Eenmaal teruggekomen voelde ik dat men gezicht geheel verbrand was, dat kwam uiteraard door de felle zon op 3500m hoogte, de sneeuw in de vallei en mijn naieviteit om zonder zonnebril, zonnebrand of pet de bergen in te gaan. Hoe dan ook, deze verbranding was de ergste die ik ooit gehad heb, met blaren onder men mond en een compleet vuurrood gezicht voor 3 dagen.

Eenmaal terug in Karakol verbleef ik nog een nacht bij de familie en de dag erna ging ik per 'mashrusnaya' (minibus) naar de hoofdstad Bishkek. Vanaf de weg naar Bishkek had ik een mooi uitzicht over het Issyk-Kol meer, het grootste meer van Kyrgyzstan.


BISHKEK:
Na de 8 uur durende busrit kwam ik aan in Bishkek, waar ik een rendez-vous met een Australier genaamd Maikel en de Oekrainer Andrey had in het guesthouse. Later die avond vierden we een sabbat met 3 Israeliers.

Bishkek is zoals gezegd de hoofdstad van Kyrgyzstan en de stad heeft veel weg van Almaty. Er is niet echt veel te zien, maar het is een fijne plek om een paar dagen te hangen. Verder heb ik daar men visum verlengd, mijn was gedaan en wat spullen aangeschaft.

Het guesthouse waar ik verbleef wordt gerund door een vrij welvarende architect en zijn nichtje. De broer van de eigenaar woont ook in het huis (eigenlijk een schuurtje in de tuin) en is niet helemaal goed bij zijn hoofd. Hij is alcohol verslaafd en is dag in dag uit aan het 'uitvinden'. Hij heeft zelfs zijn eigen 'alcoholmachine' gemaakt....

Hoe dan ook, het guesthouse is een leuke plek en het ik heb daar veel andere reizigers ontmoet. We hebben een aantal keer gegeten in een goed Italiaans restaurant en we hadden een mini-Oktoberfest in een Beierse tent op de dag dat het Oktoberfest startte. Overigens, op de eerste avond dat we Italiaans aten, liep er een kerel lang het terras van het restaurant en hij spoot pepperspray het terras in. Ineens moest iedereen die buiten zat (inclusief wij) ontzettend hoesten en niezen, het gevoel was heel raar.

Na een dag of 5 in Bishkek ging ik naar het zuiden, naar een stadje genaamd Jalalabad, wat dicht bij de Oezbeekse grens ligt. De rit per gedeelde taxi was prachtig, over hoge bergpassen en door uitgestrekte valleien. Onderweg kwamen we veel herders tegen die met enorme kuddes vee over de belangrijkste weg van het land liepen. Uiteindelijk kwam ik tegen de avond aan in het vrij conservatieve provinciestadje Jalalabad.


JALALABAD EN ARSLANBOB:

De reden dat ik per taxi naar Jalalabad gereisd ben, was niet vanwege Jalalabad, maar vanwege het nabijgelegen bergdorp Arslanbob. In de ochtend nadat ik aankwam in de overwegend Oezbeekse stad, het ik echter wel wat rondgekeken. Ik zag de kleurrijke bazaar en ontmoette de Oezbeekse bevolking. Het gebied rond Jalalabad is onderdeel van de Fergana vallei (ligt grotendeels in Oezbekistan) en het was er erg heet en droog. De regio is bekend vanwege de katoen en de productie van zijde. Er is een duidelijk verschil te zien tussen deze zuidelijke regio en noord-Kyrgyzstan, het noorden is welvarender, Russischer en meer bergachtig. In het zuiden is het Islamitische geloof dieper doorgedrongen en het klimaat is een stuk heter en droger.

Vanuit Jalalabad ging ik naar een klein dorpje genaamd Bazar-Korgan, waar ik moest wisselen van auto voor de rit de bergen in naar Arslanbob. Na een uur of 3 kwam ik aan in Arslanbob en ik heb via CBT (community based tourism) een homestay geregeld bij een Oezbeekse familie. In totaal bleef ik 2 dagen in Arslanbob, gedurende die tijd heb ik een korte wandeling naar een waterval gemaakt en een tocht op een paard van een hele dag naar een andere waterval en het 'walnutforest'. Het dorp is bekend in de regio vanwege de vele walnoten en in september (toen ik er was) is het oogsttijd, dus ik kon het hele dorp in het bos bezig zien de walnoten op de rapen. Arslanbob is voor bijna 100% Oezbeeks en de bewoners zijn vrij conservatieve moslims, wat betekende dat de regels van de Ramadan (die op de 23ste september van start ging) door haast iedereen nageleefd worden. Het berggebied waarin het dorp gelegen is, is prachtig en het maakte Arslanbob tot een van mijn hoogtepunten in Kyrgyzstan. Op de 24ste ging ik samen met een Amerikaan die ik al eerder in Bishkek ontmoette (zijn naam is Jazz) naar de op een na grootste stad van het land: Osh.