Beijing is een heel leuke, maar hectische plaats. In onze eerste dagen hebben we de hoogtepunten van de stad gezien. De verboden stad, het plein van de hemelse vrede (dat helemaal vol stond met volk), de Lama tempel en uiteraard de Grote Muur. Die muur hebben we beklommen met 35 graden celcius en hele vochtige lucht. Ik en Frans waren beide helemaal bezweet na de klim. In Beijing hebben we ook een geweldige acrobatenshow gezien, alsof die mensen geen ruggegraat hadden, ze konden zich opvouwen, in de knoop leggen, etc.
In Beijing fietsten we ook door de volkswijken, de Hutongs, wat ook heel leuk is. De wijken zijn heel traditioneel en oud. In Beijing hebben wij (ik en Frans) ook ontdekt dat China wel heel erg goedkoop is. Ik heb een pak van Giorgio ARMANI, dat wil zeggen een jasje, een broek, een blousje en een stropdas, gekocht voor 50 Eurie!! (wel afgedingd, de vraagprijs van de verkoopster was 420 euro!). Verder kocht ik een rolexhorloge voor 2 euro, het glas viel er echter na 2 dagen al uit (net als het pak made in China).
We kochten ook een paar bananen en we betaalden 1 yuan = 10 eurocent per banaan! Alle zooi (op het fruit na) kochten we op de zogenaamde Pearl Market, beter bekend als de Fake Market. Het gebouw bestaat uit 4 verdiepingen. De onderste verdieping is voor de Chinesen, daar word 'voedsel' verkocht. Ik heb een club Chinezen daar een schildpad zien neerknuppelen en verder staan er grote bakken volgestouwd met dieren. Chinezen hebben de vreemde gewoonte om al hun voedsel altijd vers te willen eten. Ook worden de dieren eerst flink gemarteld voordat ze gegeten worden, omdat volgens de chinezen de dieren meer andrenaline krijgen door het martelen en daarom ook beter smaken. Ikzelf heb drie maal Pekingeend gegeten, wat overheerlijk smaakte (de eenden zijn waarschijnlijk volgens middeleeuwse manieren gemarteld) en ik heb ook een zijderupslarve gegeten in een zijdefabriek. De larve smaakte best aardig, naar een soort pinda. Behalve al het ongedierte hebben we ook Hotpot gegeten, een soort chinese fondue. En tijdens die lunch vroeg de ober een keer:"Do you want to have rice", dus wij dachten nou rijst, lekker en wij zeiden:"oke, please". En even later kwam de ober terug en zei:"Sorry we don't have rice". Vreemd. Chinezen eten overigens drie maal per dag warm, wat dus wel even wennen is. Maar over het algemeen is het chinese voer heerlijk. Wat ons ook op viel in Beijing is dat chinezen heel harde werkers zijn. Op zaterdagnacht om 2 uur waren bouwvakkers in een bouwput naast ons hotel nog bezig. Dag en nacht werkt men hier. Het heeft waarschijnlijk ook te maken met Beijing 2008. 2008 is het magische jaartal voor Beijing, want dan zijn de olympische spelen hier. Heel Beijing vindt het geweldig en op het plein van de hemelse vrede staat een grote aftel-machine.
Op dinsdag 26 juli was het de laatste dag voor Frans in Beijing. Om 7 uur 's ochtends werd hij opgehaald vanaf het hotel en naar het vliegveld gebracht. Uit betrouwbare bronnen heb ik vernomen dat hij ook weer in Cothen is aangekomen. Ik ging diezelfde dag, maar dan 's avonds met een nachttrein naar het kleine stadje Pingyao. De nachttrein was vrij comfortabel en de volgende ochtend kwam ik in Pingyao aan. Het stadje was heel erg leuk, het is daar erg relaxed, niet zo hectisch als Beijing. Ik heb daar tal van tempels en kleine museumpjes bezocht en ook beklom ik de stadsmuur. Het stadje is heel traditioneel chinees en geeft dus een beeld van het China voor de communistische tijd. In Pingyao spreekt haast niemand engels en omdat ik bijna geen chinees spreek, was communicatie dus lastig. Met veel moeite heb ik een ontbijtje kunnen versieren voor 8 yuan = 0.8 euro. In het plaatsje liep ik wat met een Taiwanees die ik daar ontmoette en later lunchte ik voor 6 yuan. In het kleine hotelletje waar ik verbleef was een meisje dat engels sprak (een beetje) en ik heb die avond wat met de chinezen rondgehangen, wat gepraat en gekaart. De volgende ochtend ging ik met de dagtrein naar Xi'an. Het kaartje wat ik had was een zogenaamde Hardseat. Het koste haast niets, voor de tocht van 10 uur betaalde ik slechts 38 yuan = 3 euro en 80 cent, maar de tocht was vreselijk. De trein was overvol, dus ik moest 10 uur lang in het gangpad rondhangen. Ik kreeg een ton van een groepje chinezen om op te zitten, maar ik moest telkens weer opstaan, omdat er continu verkopers met karren vol voedsel en drank door het smalle gangpad moesten rijden. En omdat er bij elk station nog meer mensen bijkwamen moest ik de laatste anderhalf uur zelf zitten op de leuning van de zitbanken. De trein is ook heel erg goor, mensen rochelen op de grond en al het afval ligt ook op de grond (of uit het raam). De complete trein is een grote zwijnenstal. Ook kwam er een keer een vent de wagon binnen, de man had geen onderbenen en een verminkte rechterhand. Hij ging liedjes zingen in de trein, in de hoop geld te krijgen van mensen. De meesten gaven de man 1 yuan, ik deed hetzelfde. Hoewel de ervaring van een hardseat treinticket wel bijzonder is, neem ik voortaan enkel nachttreinen (sleepers). Dit was de eerste en de laatste keer voor mij in een chinese hardseat trein. Uiteindelijk kwam ik deze avond aan in Xi'an, ik verblijf in een simpel maar goed jeugdherbergje voor 40 yuan (4 euro) per nacht.
In Xian heb ik het wereldberoemde Terracottaleger gezien. Een compleet leger bestaande uit poppen van klei. Het terracottaleger is net zoiets als de chinese muur, als je het een keer gezien hebt dan is dat genoeg. Veel leuker in Xian is namelijk de moslimwijk. Ik heb daar uren rondgedwaald en genoten van alles wat die mensen deden. Je kunt daar de aroma's van allerlei islamitische lekkernijen opsnuiven terwijl je je verbaasd over de vele restaurantjes, straatkappers en ouwe sokken die zich buigen over een spelletje kaart, Mahjong of chinees schaken. De sfeer daar is onbeschrijfelijk, ik heb ook geen foto's gemaakt, want daarmee is de moslimwijk niet te omschrijven. In Xi'an heb ik ook wat gelopen met een Limburger, een peruaan en een
israelier. Toen ik op een avond samen met de Limburger Marcel gedineerd had, stond er een bedelaar aan de andere kant van het raam te wijzen naar het voedsel dat wij niet opgegeten hadden. We lieten het inpakken en bezorgde de man zijn diner. Xian is een fantastische stad, maar er is een ding erg vervelend. Dat zijn de vele prostituees in Xian. Ze doen zich voor als zogenaamde 'hairdressers', maar achter in de kapsalons staan grote sofa's met een gordijntje ervoor. Ze komen naar mannen toe en vragen of ze een 'massage' kunnen gebruiken. Maar wees verder gerust, ik heb mij weten te beheersen. Vanuit Xian vertrok ik op een dag naar een heilige berg Hua Shan, die ik wilde gaan beklimmen. Vanuit Xian had ik echter de verkeerde bus genomen. Ik nam een minibus en die vertrekken pas wanneer die helemaal vol zijn. Gevolg was dat de bus pas twee uur nadat ik instapte vertrok. En omdat de rit ook twee uur was, kwam ik pas aan bij de berg om half zeven 's avonds. Om die tijd starte ik met klimmen, maar wat ik niet wist was dat het in Xian al rond acht uur donker werd. Ik heb de Hua Shan berg dus 's nachts beklommen. De beklimmen was extreem stijl, trappen die haast verticaal omhoog lopen, afgronden waar je naar van wordt en soms enkel een metalen ketting waaraan je je kunt vasthouden. Halverwegen kwam ik een groep Chinese studenten tegen waarmee ik verder naar boven geklommen ben. Ik dacht dat zij de weg wel wisten, maar op een keer waren we een beetje verdwaald. Uiteindelijk kwamen we rond half twaalf aan bij een herbergje om te overnachten. De volgende ochtend stonden we op om half vijf om de zonsopkomst vanaf de oostertop te kunnen zien. De zonsopgang was prachtig en daarna daalden we weer af. Chinezen plaatsen soms vreemde bordjes op de berg, op de top van de berg staat een bordje met de tekst 'No Jumping'! Nadat ik weer beneden was (een groot deel met een kabelbaantje), nam ik een ditmaal snellere bus naar Xian en vervolgens de trein naar Chengdu. In de trein heb ik een paar uur met een stel chinezen gepraat en de volgende ochtend om vijf uur arriveerde de snelle expresstrein in Chengdu. In Chengdu verbleef ik de eerste nacht in een jeugdherberg, ik deelde mijn kamer met drie Japanners die allen geen engels spraken.
De eerste dag in Chengdu deed ik niet zoveel bijzonders, ik heb wat rondgehangen in een theehuis omdat het regende en ik heb een immens standbeeld van Chairman Mao Zedong gezien. In die avond ging ik een biertje drinken in een bar naast het hotelletje. Ik zat alleen en een gepensioneerde chinees vroeg of ik bij hem en twee van zijn vriendinnen kwam zitten. Dat deed ik en hij leerde mij een of ander chinees drankspelletje. Het is een soor Jathzee en als je verliest dan moet je wat wijn drinken. Het was erg grappig. De man heette Peter Lin (Veel chinezen hebben ook een engelse naam) en hij sprak goed engels omdat hij in Australie gewoond heeft. Later op de avond heb ik wat gepraat met een serveerder en serveerster. En ik kreeg een aanbod of ik goedkoper wilde overnachten (gratis). Ik nam het aanbod aan omdat ik de serveerster vertrouwde. De volgende dag pakte ik mijn spullen en trok ik voor drie dagen in bij een meisje genaamd Jenny (ook een tweede, engelse, naam), zij woonde samen met een jongen genaamd Rain. Beide hebben ongeveer mijn leeftijd (18 en 16) en ze zijn erg aardig. Later op die dag at ik Oejgoerse noedels en liep ik met Rain door Chengdu, we zochten een bioscoop waar engelse film gedraaid werden, maar helaas konden we er geen vinden. 'S avonds had ik een Sichuanbarbeque, wat erg
lekker maar ook erug heet was. Het is erg bijzonder om eens te leven bij chinezen thuis. Jenny en Rain wonen in een gammel appartement dicht bij het centrum van Chengdu. Het is vrij primitief, de keuken is bijvoorbeeld buiten, maar alles went. De stad chengdu lijkt heel modern, maar achter de hoge wolkenkrabbers en gammele flats is het echte Chengdu. Gezellige straatjes vol met marktjes, restaurantjes gespecialiseerd in heet voedsel, oude chinezen die spelletjes spelen opstraat en veel fietsers, brommers en riksha's. De stad is verder heel groen en vriendelijk. Op kruispunten staan hier ook mensen met een fluitje en een vlaggetje om het oversteken in goede banen te laten verlopen. Ook zie je veel mensen gymnastieken of Tai Chi'en in de vele stadsparken. De stad is erg leuk. De tweede dag in Chengdu had ik wel een hele bijzondere maaltijd, ik heb gegeten de testikels van een haan. Ik kwam er pas achter wat het was nadat ik mijn maaltijd op had. Het smaakte overigens niet heel verkeerd. De derde dag in Chengdu vertrok ik met Rain en Jenny naar een ander stadje genaamd Leshan, daar heb ik vanuit een bootje het grootste Boeddhastandbeeld ter wereld gezien. De Boeddha keek uit over de rivier en was erg indrukwekkend. In Leshan heb ik weer iets bijzonders gegeten, namelijk eendenpoten, en dan bedoel ik echt de poten, dus met de zwemvliezen er nog aan. 'S avonds at ik in het appartement varkensoor en varkensneus. De dag erna ben ik vroeg op gestaan om naar de panda's te gaan. Tien kilometer buiten Chengdu is het Giant Panda Breeding Research Base, waar toeristen naar reuzenpanda's kunnen kijken. Ik heb in totaal vijf panda's gezien en nog een aantal kleine rode panda's. De reuzenpanda's zijn heel erg grappig, het enige wat ze doen is een beetje lui zijn en op een bamboestengels kauwen. Ik heb heel erg van die beesten genoten, omdat ze zo ontzettend lui zijn. Ze zitten helemaal achterovergeleund een beetje op die stok te kauwen. Ze lopen heel traag en rusten na elke tien meter. Het vervoer van en naar die pandatent was overigens erg lastig, bussen reden niet helemaal door tot aan de pandabase en het laatste stuk heb ik achterop een motorfiets gezeten. De terugrit zat ik in een foute taxi, de taximeter liep veel te snel. Uiteindelijk viel het overigens wel mee, 30 yuan, terwijl het eigenlijk ongeveer 10 yuan moest zijn. Maar het is tenslotte slechts 3 euro, dus ach. Na ongeveer 20 dagen in China ben ik erg gewent geraakt aan chinese
gewoonten. Eten met stokjes gaat prima, het drukkende weer is niet meer zo erg, ik ben gewent aan de drukte en het lawaai hier, hurktoiletten zijn niet meer erg en ik kan ook wel leven met het slechte engels dat chinezen spreken. In de trein staat bijvoorbeeld een bordje met 'no smothing' en dan een niet roken tekentje. Ook spellen de chinezen van het busstation dangerous als 'denngerous'.
Direct nadat ik de vorige mail verstuurd had ben ik Sichuan Hotpot gaan eten met Jenny en Rain. In china is het een heel populair gerecht, het is zoals alles hier supergoedkoop en het smaakte heerlijk. Maar wat ik daarna gegeten heb is wel heel special. Ik heb die avond namelijk de kop van een konijn afgekluifd. Rain vertelde mij dat hij dol is op konijnenkop en hij liet mij zien hoe ik het opmoest eten. Eerst breek je de kaken uit elkaar en eet je het onderste deel op, inclusief de tong die je eruit moet trekken. Daarna het bovenste deel. Met je tanden breek je de schedel en vis je de hersenen uit de kop en vervolgens kun je smullen van de ogen die je er voorafgaand met je vingers hebt uitpeuterd. Het zag er walgelijk uit, maar schijn bedriegt, want het was heerlijk (ook goedkoop, 30 eurocent). De dag erna maakte ik wat foto's van het Mao Zedong standbeeld en ging ik naar het busstation voor de bus naar Kangding. In mijn reisgids staat dat de tocht van Chengdu naar Kangding zo'n 8 uur zou moeten duren, maar na iets meer dan 5 uur was ik er al. Omdat ik verbaast was dat we al in Kangding waren, vroeg ik aan een chinese man of het daadwerkelijk Kangding was. Niet veel later betaalde de aardige chinees mijn hotel voor twee nachten en dineerde ik met hem op zijn kosten. Het is echt ongelofelijk hoe vriendelijk mensen hier zijn. De volgende dag moest de chinees, zijn naam is Tong, werken, dus ging ik alleen op pad. Kangding is een klein stadje, maar toch raakte ik na een uur lopen enigszins verdwaald. Ik vond het juiste pad weer en even later dronk ik in een klein restaurantje tibetaanse yakboterthee en at ik momo (tibetaanse dumplings) met vier aardige tibetanen. Vanuit het restaurantje liep ik naar een klein kloostertje en beklom ik een heuvel. De heuvel was overspoeld met gebedsvlaggen. Later bezocht ik nog een kloostertje waar ik om een of ander heilig wiel rondjes moest lopen van een monnik.'S avonds ging ik naar de zogenaamde 'Khamba tibetan dance hall', waar ik een tibetaanse dansshow gezien heb. Terwijl ik aan het kijken was werd ik uitgenodigd door een clubje tibetanen om met hen wat te drinken. Het was erg gezellig en een van de tibetanen gaf mij een ring uit blijk van vriendschap. Zo rond half twaalf vertrok ik weer en ging ik samen met Tong was sichuanbarbeque eten. Uiteindelijk ging ik slapen rond half twee en omdat de bus naar Litang al om zeven uur 's ochtends vertrok, besloot ik om een dag te rusten in Kangding. Ik sliep lang uit en later liep ik met Tong door Kangding. Ik had niet veel bijzonders gedaan, in de avond dronk ik wat bier met chinesen en tibetanen die toevallig in het zelfde restaurant als ons aan het dineren waren. Ik ging wel vroeg slapen. Vanmorgen stond ik vroeg op voor de bus naar Litang. De busrit was ontzettend lang, bijna negen uur heb ik in die bus gezeten. En verder was de rit bijzonder hobbelig, ik schoot een aantal maar uit mijn stoel!, omdat de bus erg gammel was en de wegen erg slecht zijn. Overigens was de rit wel prachtig, het was mooi weer vandaag en de uitzichten waren magisch. Prachtige groene bergen, met daarvoor kabbelende bergriviertjes en yakken die op de bergen grazen. Gebedsvlaggen, stupas en kloosters heb ik gezien door mijn raampje en we passeerden schitterende valleien en prachtige bergpassen. Die passen waren overigens zeer hoog, de hoogste pas die ik passeerde was op een hoogte van 4718 meter boven de zeespiegel.
Deze middag kwam ik aan in Litang, zoals ik al eerder meldde een prachtig gelegen tibetaans dorpje. De sfeer is hier geweldig. Mensen zijn hier zeer vriendelijk. Dit is echt tibetaans, de yakken grazen in de vallei, mensen lopen hier in traditionele tibetaanse klederdracht, foto's van de Dalai Lama hangen in elk huisje en Tahsi Delek is hier gebruikelijker dan Ni Hao. Ik verblijf in een klein hotelletje en tot mijn grote vreugde is hier een douche met warm water aanwezig. Voor het eerst sinds vier dagen heb ik dus weer kunnen douchen. Verder heb ik hier de luxe dat ik mijn kleding kan laten wassen. De eerste volle dag in Litang liep ik met een Australier door het plaatsje. Er was niet echt veel te zien, maar het stadje is erg relaxed en de sfeer is er geweldig. Mensen zwaaien naar je en zeggen hello, het enige engels dat zij kennen. Het plaatsje is wel erg goor, de weggetjes door het stadje zijn modderpaden. Afval, urine en andere uitwerpselen drijven rond in die modder en zwijnen lopen vrij rond in het stadje. We beklommen een heuveltje om vervolgens naar een klooster te lopen. Aldaar liepen we wat rond en een aardig monnikje van 13 jaar leidde ons rond. Communicatie met het jongetje ging erg gemakkelijk, omdat Paul (die Australier) vloeiend Mandarijn Chinees kon spreken. De monnik nodigde ons uit in zijn woning, waar we met opa kennis maakten en later dronken we thee en maakten we dumplings. Die avond bezochten we het huis van de tante van het jongetje, waar we weer thee dronken en wat met de kinders speelden. Het was fantastisch om in zo'n tibetaanse woning te komen, de sfeer is onbeschrijfelijk en mensen zijn heel aardig.
De volgende dag was ik van plan een bus te nemen naar een dorpje genaamd Xiancheng, alleen er was geen bus. Het busstation in Litang is een ramp, de mensen daar weten niets, ze zeggen maar wat. Eerst moest ik 's middags een ticket kopen en als je dan 's middags komt zeggen ze: 'kom terug om zes uur'. Ik terugkomen om zes uur en dan krijg je te horen dat er geen bus is. Ik moest dus noodgedwongen een extra dag in Litang blijven. Die dag bezocht ik nog maar eens het klooster, samen met de monnik. In de middag heb ik wat met andere reizigers rondgehangen, die ook geen busticket konden aanschaffen en daarna ben ik zo'n vier uur gaan snookeren met een jappaner en de monnik. Het enige wat mensen in Litang kunnen doen is snooker spelen, en dat doen ze ook heel veel, Litangers zijn erg goed in snooker.
'S avonds wist ik uiteindelijk een busticket aanteschaffen en de volgende dag nam ik de bus naar Xiancheng. Zo'n 12 kilometer voor Xiancheng was de weg geblokkeerd door een vrachtwagen die vastzat op een stapel rotsen. Het heeft hier de laatste tijd flink geregend, dus er vallen veel rotsen en puin vanuit de berghellingen op de bergweggetjes. De weg was dus geblokkeerd en omdat er links van de weg een steile rotswand en rechts van de weg een diepe afgrond was, konden we er niet door. Die laatste 12 kilometer heb ik samen met drie fransen een lift genomen in een goede terreinwagen die toevallig aan de andere kant van de blokkade stond.
In Xiancheng is niets te doen, maar omdat het de enige manier is om in Zhongdian te komen, moest ik hier wel naartoe. In die middag heb ik gesnookerd met een israelier en weer geprobeerd een busticket voor de volgende dag aan te schaffen. Net als in Litang, was dit in Xiancheng ook rampzalig. De verkopers zeggen dat de weg onveilig is en dat er geen bussen rijden en dat je om vijf uur terug moet komen. Als je dan om vijf uur terug komt zeggen ze: 'kom morgenochtend om zes uur'. Uiteindelijk heb ik de volgende ochtend een ticket kunnen kopen voor de bus naar Zhongdian, maar het kostte erg veel moeite.
Die busrit was prachtig, maar ook levensgevaarlijk. Door de hevige regenval van de laatste weken liggen de wegen bezaaid met rotsen en stenen en zand, etc. De bus moest om de rotsen manouvreren en over hopen puin rijden en omdat er aan de ene kant van de weg een rotswand is en aan de andere kant een steile afgrond (vangrails kent men hier niet) is de weg dus erg gevaarlijk. De bus had tijdens de rit van 10 uur ook tweemaal een lekke band! Eerst een achterband en later een voorband. Inmiddels was ik met een groepje buitenlanders in die bus, dezelfde waarmee ik in Litang en Xiancheng heb rondgehangen. Eenmaal aangekomen in Zhongdian liep ik met vier van hen naar een hotelletje. De rest van de dag heb ik gegeten met twee fransen en een israelier en later zijn we nog wat gaan drinken. Deze dag ben ik met diezelfde twee fransen en diezelfde israelier (Abdul, Julien en Eyal) een fiets gaan huren en hebben we een fietstocht gemaakt naar hete bronnen. Hoewel de tocht niet heel zwaar was, was ik toch uitgeput omdat de lucht heel ijl is (ik zit nog steeds op een hoogte van 3200 meter). In die bronnen hebben we een tijdje gezwommen. Later begon het te stortregenen, dus gingen we naar een sauna. De regen stopte niet, dus we namen een lift terug naar Zhongdian. In Zhongdian ben ik wat gaan internetten (nu) en zo direct ga ik dineren. Morgen ga ik met een bus naar een stadje genaamd Lijiang, maar ik weet niet zeker of ik daar wel aankom morgen, want men zegt weer dat de weg te gevaarlijk is. Deze route is erg avontuurlijk vanwege alle problemen onder weg en de armoede in deze streek maar ik ben zeer blij dat ik deze route naar Lijiang genomen heb omdat de landschappen prachtig en de mensen ongelofelijk vriendelijk zijn.
In Beijing fietsten we ook door de volkswijken, de Hutongs, wat ook heel leuk is. De wijken zijn heel traditioneel en oud. In Beijing hebben wij (ik en Frans) ook ontdekt dat China wel heel erg goedkoop is. Ik heb een pak van Giorgio ARMANI, dat wil zeggen een jasje, een broek, een blousje en een stropdas, gekocht voor 50 Eurie!! (wel afgedingd, de vraagprijs van de verkoopster was 420 euro!). Verder kocht ik een rolexhorloge voor 2 euro, het glas viel er echter na 2 dagen al uit (net als het pak made in China).
We kochten ook een paar bananen en we betaalden 1 yuan = 10 eurocent per banaan! Alle zooi (op het fruit na) kochten we op de zogenaamde Pearl Market, beter bekend als de Fake Market. Het gebouw bestaat uit 4 verdiepingen. De onderste verdieping is voor de Chinesen, daar word 'voedsel' verkocht. Ik heb een club Chinezen daar een schildpad zien neerknuppelen en verder staan er grote bakken volgestouwd met dieren. Chinezen hebben de vreemde gewoonte om al hun voedsel altijd vers te willen eten. Ook worden de dieren eerst flink gemarteld voordat ze gegeten worden, omdat volgens de chinezen de dieren meer andrenaline krijgen door het martelen en daarom ook beter smaken. Ikzelf heb drie maal Pekingeend gegeten, wat overheerlijk smaakte (de eenden zijn waarschijnlijk volgens middeleeuwse manieren gemarteld) en ik heb ook een zijderupslarve gegeten in een zijdefabriek. De larve smaakte best aardig, naar een soort pinda. Behalve al het ongedierte hebben we ook Hotpot gegeten, een soort chinese fondue. En tijdens die lunch vroeg de ober een keer:"Do you want to have rice", dus wij dachten nou rijst, lekker en wij zeiden:"oke, please". En even later kwam de ober terug en zei:"Sorry we don't have rice". Vreemd. Chinezen eten overigens drie maal per dag warm, wat dus wel even wennen is. Maar over het algemeen is het chinese voer heerlijk. Wat ons ook op viel in Beijing is dat chinezen heel harde werkers zijn. Op zaterdagnacht om 2 uur waren bouwvakkers in een bouwput naast ons hotel nog bezig. Dag en nacht werkt men hier. Het heeft waarschijnlijk ook te maken met Beijing 2008. 2008 is het magische jaartal voor Beijing, want dan zijn de olympische spelen hier. Heel Beijing vindt het geweldig en op het plein van de hemelse vrede staat een grote aftel-machine.
Op dinsdag 26 juli was het de laatste dag voor Frans in Beijing. Om 7 uur 's ochtends werd hij opgehaald vanaf het hotel en naar het vliegveld gebracht. Uit betrouwbare bronnen heb ik vernomen dat hij ook weer in Cothen is aangekomen. Ik ging diezelfde dag, maar dan 's avonds met een nachttrein naar het kleine stadje Pingyao. De nachttrein was vrij comfortabel en de volgende ochtend kwam ik in Pingyao aan. Het stadje was heel erg leuk, het is daar erg relaxed, niet zo hectisch als Beijing. Ik heb daar tal van tempels en kleine museumpjes bezocht en ook beklom ik de stadsmuur. Het stadje is heel traditioneel chinees en geeft dus een beeld van het China voor de communistische tijd. In Pingyao spreekt haast niemand engels en omdat ik bijna geen chinees spreek, was communicatie dus lastig. Met veel moeite heb ik een ontbijtje kunnen versieren voor 8 yuan = 0.8 euro. In het plaatsje liep ik wat met een Taiwanees die ik daar ontmoette en later lunchte ik voor 6 yuan. In het kleine hotelletje waar ik verbleef was een meisje dat engels sprak (een beetje) en ik heb die avond wat met de chinezen rondgehangen, wat gepraat en gekaart. De volgende ochtend ging ik met de dagtrein naar Xi'an. Het kaartje wat ik had was een zogenaamde Hardseat. Het koste haast niets, voor de tocht van 10 uur betaalde ik slechts 38 yuan = 3 euro en 80 cent, maar de tocht was vreselijk. De trein was overvol, dus ik moest 10 uur lang in het gangpad rondhangen. Ik kreeg een ton van een groepje chinezen om op te zitten, maar ik moest telkens weer opstaan, omdat er continu verkopers met karren vol voedsel en drank door het smalle gangpad moesten rijden. En omdat er bij elk station nog meer mensen bijkwamen moest ik de laatste anderhalf uur zelf zitten op de leuning van de zitbanken. De trein is ook heel erg goor, mensen rochelen op de grond en al het afval ligt ook op de grond (of uit het raam). De complete trein is een grote zwijnenstal. Ook kwam er een keer een vent de wagon binnen, de man had geen onderbenen en een verminkte rechterhand. Hij ging liedjes zingen in de trein, in de hoop geld te krijgen van mensen. De meesten gaven de man 1 yuan, ik deed hetzelfde. Hoewel de ervaring van een hardseat treinticket wel bijzonder is, neem ik voortaan enkel nachttreinen (sleepers). Dit was de eerste en de laatste keer voor mij in een chinese hardseat trein. Uiteindelijk kwam ik deze avond aan in Xi'an, ik verblijf in een simpel maar goed jeugdherbergje voor 40 yuan (4 euro) per nacht.
In Xian heb ik het wereldberoemde Terracottaleger gezien. Een compleet leger bestaande uit poppen van klei. Het terracottaleger is net zoiets als de chinese muur, als je het een keer gezien hebt dan is dat genoeg. Veel leuker in Xian is namelijk de moslimwijk. Ik heb daar uren rondgedwaald en genoten van alles wat die mensen deden. Je kunt daar de aroma's van allerlei islamitische lekkernijen opsnuiven terwijl je je verbaasd over de vele restaurantjes, straatkappers en ouwe sokken die zich buigen over een spelletje kaart, Mahjong of chinees schaken. De sfeer daar is onbeschrijfelijk, ik heb ook geen foto's gemaakt, want daarmee is de moslimwijk niet te omschrijven. In Xi'an heb ik ook wat gelopen met een Limburger, een peruaan en een
israelier. Toen ik op een avond samen met de Limburger Marcel gedineerd had, stond er een bedelaar aan de andere kant van het raam te wijzen naar het voedsel dat wij niet opgegeten hadden. We lieten het inpakken en bezorgde de man zijn diner. Xian is een fantastische stad, maar er is een ding erg vervelend. Dat zijn de vele prostituees in Xian. Ze doen zich voor als zogenaamde 'hairdressers', maar achter in de kapsalons staan grote sofa's met een gordijntje ervoor. Ze komen naar mannen toe en vragen of ze een 'massage' kunnen gebruiken. Maar wees verder gerust, ik heb mij weten te beheersen. Vanuit Xian vertrok ik op een dag naar een heilige berg Hua Shan, die ik wilde gaan beklimmen. Vanuit Xian had ik echter de verkeerde bus genomen. Ik nam een minibus en die vertrekken pas wanneer die helemaal vol zijn. Gevolg was dat de bus pas twee uur nadat ik instapte vertrok. En omdat de rit ook twee uur was, kwam ik pas aan bij de berg om half zeven 's avonds. Om die tijd starte ik met klimmen, maar wat ik niet wist was dat het in Xian al rond acht uur donker werd. Ik heb de Hua Shan berg dus 's nachts beklommen. De beklimmen was extreem stijl, trappen die haast verticaal omhoog lopen, afgronden waar je naar van wordt en soms enkel een metalen ketting waaraan je je kunt vasthouden. Halverwegen kwam ik een groep Chinese studenten tegen waarmee ik verder naar boven geklommen ben. Ik dacht dat zij de weg wel wisten, maar op een keer waren we een beetje verdwaald. Uiteindelijk kwamen we rond half twaalf aan bij een herbergje om te overnachten. De volgende ochtend stonden we op om half vijf om de zonsopkomst vanaf de oostertop te kunnen zien. De zonsopgang was prachtig en daarna daalden we weer af. Chinezen plaatsen soms vreemde bordjes op de berg, op de top van de berg staat een bordje met de tekst 'No Jumping'! Nadat ik weer beneden was (een groot deel met een kabelbaantje), nam ik een ditmaal snellere bus naar Xian en vervolgens de trein naar Chengdu. In de trein heb ik een paar uur met een stel chinezen gepraat en de volgende ochtend om vijf uur arriveerde de snelle expresstrein in Chengdu. In Chengdu verbleef ik de eerste nacht in een jeugdherberg, ik deelde mijn kamer met drie Japanners die allen geen engels spraken.
De eerste dag in Chengdu deed ik niet zoveel bijzonders, ik heb wat rondgehangen in een theehuis omdat het regende en ik heb een immens standbeeld van Chairman Mao Zedong gezien. In die avond ging ik een biertje drinken in een bar naast het hotelletje. Ik zat alleen en een gepensioneerde chinees vroeg of ik bij hem en twee van zijn vriendinnen kwam zitten. Dat deed ik en hij leerde mij een of ander chinees drankspelletje. Het is een soor Jathzee en als je verliest dan moet je wat wijn drinken. Het was erg grappig. De man heette Peter Lin (Veel chinezen hebben ook een engelse naam) en hij sprak goed engels omdat hij in Australie gewoond heeft. Later op de avond heb ik wat gepraat met een serveerder en serveerster. En ik kreeg een aanbod of ik goedkoper wilde overnachten (gratis). Ik nam het aanbod aan omdat ik de serveerster vertrouwde. De volgende dag pakte ik mijn spullen en trok ik voor drie dagen in bij een meisje genaamd Jenny (ook een tweede, engelse, naam), zij woonde samen met een jongen genaamd Rain. Beide hebben ongeveer mijn leeftijd (18 en 16) en ze zijn erg aardig. Later op die dag at ik Oejgoerse noedels en liep ik met Rain door Chengdu, we zochten een bioscoop waar engelse film gedraaid werden, maar helaas konden we er geen vinden. 'S avonds had ik een Sichuanbarbeque, wat erg
lekker maar ook erug heet was. Het is erg bijzonder om eens te leven bij chinezen thuis. Jenny en Rain wonen in een gammel appartement dicht bij het centrum van Chengdu. Het is vrij primitief, de keuken is bijvoorbeeld buiten, maar alles went. De stad chengdu lijkt heel modern, maar achter de hoge wolkenkrabbers en gammele flats is het echte Chengdu. Gezellige straatjes vol met marktjes, restaurantjes gespecialiseerd in heet voedsel, oude chinezen die spelletjes spelen opstraat en veel fietsers, brommers en riksha's. De stad is verder heel groen en vriendelijk. Op kruispunten staan hier ook mensen met een fluitje en een vlaggetje om het oversteken in goede banen te laten verlopen. Ook zie je veel mensen gymnastieken of Tai Chi'en in de vele stadsparken. De stad is erg leuk. De tweede dag in Chengdu had ik wel een hele bijzondere maaltijd, ik heb gegeten de testikels van een haan. Ik kwam er pas achter wat het was nadat ik mijn maaltijd op had. Het smaakte overigens niet heel verkeerd. De derde dag in Chengdu vertrok ik met Rain en Jenny naar een ander stadje genaamd Leshan, daar heb ik vanuit een bootje het grootste Boeddhastandbeeld ter wereld gezien. De Boeddha keek uit over de rivier en was erg indrukwekkend. In Leshan heb ik weer iets bijzonders gegeten, namelijk eendenpoten, en dan bedoel ik echt de poten, dus met de zwemvliezen er nog aan. 'S avonds at ik in het appartement varkensoor en varkensneus. De dag erna ben ik vroeg op gestaan om naar de panda's te gaan. Tien kilometer buiten Chengdu is het Giant Panda Breeding Research Base, waar toeristen naar reuzenpanda's kunnen kijken. Ik heb in totaal vijf panda's gezien en nog een aantal kleine rode panda's. De reuzenpanda's zijn heel erg grappig, het enige wat ze doen is een beetje lui zijn en op een bamboestengels kauwen. Ik heb heel erg van die beesten genoten, omdat ze zo ontzettend lui zijn. Ze zitten helemaal achterovergeleund een beetje op die stok te kauwen. Ze lopen heel traag en rusten na elke tien meter. Het vervoer van en naar die pandatent was overigens erg lastig, bussen reden niet helemaal door tot aan de pandabase en het laatste stuk heb ik achterop een motorfiets gezeten. De terugrit zat ik in een foute taxi, de taximeter liep veel te snel. Uiteindelijk viel het overigens wel mee, 30 yuan, terwijl het eigenlijk ongeveer 10 yuan moest zijn. Maar het is tenslotte slechts 3 euro, dus ach. Na ongeveer 20 dagen in China ben ik erg gewent geraakt aan chinese
gewoonten. Eten met stokjes gaat prima, het drukkende weer is niet meer zo erg, ik ben gewent aan de drukte en het lawaai hier, hurktoiletten zijn niet meer erg en ik kan ook wel leven met het slechte engels dat chinezen spreken. In de trein staat bijvoorbeeld een bordje met 'no smothing' en dan een niet roken tekentje. Ook spellen de chinezen van het busstation dangerous als 'denngerous'.
Direct nadat ik de vorige mail verstuurd had ben ik Sichuan Hotpot gaan eten met Jenny en Rain. In china is het een heel populair gerecht, het is zoals alles hier supergoedkoop en het smaakte heerlijk. Maar wat ik daarna gegeten heb is wel heel special. Ik heb die avond namelijk de kop van een konijn afgekluifd. Rain vertelde mij dat hij dol is op konijnenkop en hij liet mij zien hoe ik het opmoest eten. Eerst breek je de kaken uit elkaar en eet je het onderste deel op, inclusief de tong die je eruit moet trekken. Daarna het bovenste deel. Met je tanden breek je de schedel en vis je de hersenen uit de kop en vervolgens kun je smullen van de ogen die je er voorafgaand met je vingers hebt uitpeuterd. Het zag er walgelijk uit, maar schijn bedriegt, want het was heerlijk (ook goedkoop, 30 eurocent). De dag erna maakte ik wat foto's van het Mao Zedong standbeeld en ging ik naar het busstation voor de bus naar Kangding. In mijn reisgids staat dat de tocht van Chengdu naar Kangding zo'n 8 uur zou moeten duren, maar na iets meer dan 5 uur was ik er al. Omdat ik verbaast was dat we al in Kangding waren, vroeg ik aan een chinese man of het daadwerkelijk Kangding was. Niet veel later betaalde de aardige chinees mijn hotel voor twee nachten en dineerde ik met hem op zijn kosten. Het is echt ongelofelijk hoe vriendelijk mensen hier zijn. De volgende dag moest de chinees, zijn naam is Tong, werken, dus ging ik alleen op pad. Kangding is een klein stadje, maar toch raakte ik na een uur lopen enigszins verdwaald. Ik vond het juiste pad weer en even later dronk ik in een klein restaurantje tibetaanse yakboterthee en at ik momo (tibetaanse dumplings) met vier aardige tibetanen. Vanuit het restaurantje liep ik naar een klein kloostertje en beklom ik een heuvel. De heuvel was overspoeld met gebedsvlaggen. Later bezocht ik nog een kloostertje waar ik om een of ander heilig wiel rondjes moest lopen van een monnik.'S avonds ging ik naar de zogenaamde 'Khamba tibetan dance hall', waar ik een tibetaanse dansshow gezien heb. Terwijl ik aan het kijken was werd ik uitgenodigd door een clubje tibetanen om met hen wat te drinken. Het was erg gezellig en een van de tibetanen gaf mij een ring uit blijk van vriendschap. Zo rond half twaalf vertrok ik weer en ging ik samen met Tong was sichuanbarbeque eten. Uiteindelijk ging ik slapen rond half twee en omdat de bus naar Litang al om zeven uur 's ochtends vertrok, besloot ik om een dag te rusten in Kangding. Ik sliep lang uit en later liep ik met Tong door Kangding. Ik had niet veel bijzonders gedaan, in de avond dronk ik wat bier met chinesen en tibetanen die toevallig in het zelfde restaurant als ons aan het dineren waren. Ik ging wel vroeg slapen. Vanmorgen stond ik vroeg op voor de bus naar Litang. De busrit was ontzettend lang, bijna negen uur heb ik in die bus gezeten. En verder was de rit bijzonder hobbelig, ik schoot een aantal maar uit mijn stoel!, omdat de bus erg gammel was en de wegen erg slecht zijn. Overigens was de rit wel prachtig, het was mooi weer vandaag en de uitzichten waren magisch. Prachtige groene bergen, met daarvoor kabbelende bergriviertjes en yakken die op de bergen grazen. Gebedsvlaggen, stupas en kloosters heb ik gezien door mijn raampje en we passeerden schitterende valleien en prachtige bergpassen. Die passen waren overigens zeer hoog, de hoogste pas die ik passeerde was op een hoogte van 4718 meter boven de zeespiegel.
Deze middag kwam ik aan in Litang, zoals ik al eerder meldde een prachtig gelegen tibetaans dorpje. De sfeer is hier geweldig. Mensen zijn hier zeer vriendelijk. Dit is echt tibetaans, de yakken grazen in de vallei, mensen lopen hier in traditionele tibetaanse klederdracht, foto's van de Dalai Lama hangen in elk huisje en Tahsi Delek is hier gebruikelijker dan Ni Hao. Ik verblijf in een klein hotelletje en tot mijn grote vreugde is hier een douche met warm water aanwezig. Voor het eerst sinds vier dagen heb ik dus weer kunnen douchen. Verder heb ik hier de luxe dat ik mijn kleding kan laten wassen. De eerste volle dag in Litang liep ik met een Australier door het plaatsje. Er was niet echt veel te zien, maar het stadje is erg relaxed en de sfeer is er geweldig. Mensen zwaaien naar je en zeggen hello, het enige engels dat zij kennen. Het plaatsje is wel erg goor, de weggetjes door het stadje zijn modderpaden. Afval, urine en andere uitwerpselen drijven rond in die modder en zwijnen lopen vrij rond in het stadje. We beklommen een heuveltje om vervolgens naar een klooster te lopen. Aldaar liepen we wat rond en een aardig monnikje van 13 jaar leidde ons rond. Communicatie met het jongetje ging erg gemakkelijk, omdat Paul (die Australier) vloeiend Mandarijn Chinees kon spreken. De monnik nodigde ons uit in zijn woning, waar we met opa kennis maakten en later dronken we thee en maakten we dumplings. Die avond bezochten we het huis van de tante van het jongetje, waar we weer thee dronken en wat met de kinders speelden. Het was fantastisch om in zo'n tibetaanse woning te komen, de sfeer is onbeschrijfelijk en mensen zijn heel aardig.
De volgende dag was ik van plan een bus te nemen naar een dorpje genaamd Xiancheng, alleen er was geen bus. Het busstation in Litang is een ramp, de mensen daar weten niets, ze zeggen maar wat. Eerst moest ik 's middags een ticket kopen en als je dan 's middags komt zeggen ze: 'kom terug om zes uur'. Ik terugkomen om zes uur en dan krijg je te horen dat er geen bus is. Ik moest dus noodgedwongen een extra dag in Litang blijven. Die dag bezocht ik nog maar eens het klooster, samen met de monnik. In de middag heb ik wat met andere reizigers rondgehangen, die ook geen busticket konden aanschaffen en daarna ben ik zo'n vier uur gaan snookeren met een jappaner en de monnik. Het enige wat mensen in Litang kunnen doen is snooker spelen, en dat doen ze ook heel veel, Litangers zijn erg goed in snooker.
'S avonds wist ik uiteindelijk een busticket aanteschaffen en de volgende dag nam ik de bus naar Xiancheng. Zo'n 12 kilometer voor Xiancheng was de weg geblokkeerd door een vrachtwagen die vastzat op een stapel rotsen. Het heeft hier de laatste tijd flink geregend, dus er vallen veel rotsen en puin vanuit de berghellingen op de bergweggetjes. De weg was dus geblokkeerd en omdat er links van de weg een steile rotswand en rechts van de weg een diepe afgrond was, konden we er niet door. Die laatste 12 kilometer heb ik samen met drie fransen een lift genomen in een goede terreinwagen die toevallig aan de andere kant van de blokkade stond.
In Xiancheng is niets te doen, maar omdat het de enige manier is om in Zhongdian te komen, moest ik hier wel naartoe. In die middag heb ik gesnookerd met een israelier en weer geprobeerd een busticket voor de volgende dag aan te schaffen. Net als in Litang, was dit in Xiancheng ook rampzalig. De verkopers zeggen dat de weg onveilig is en dat er geen bussen rijden en dat je om vijf uur terug moet komen. Als je dan om vijf uur terug komt zeggen ze: 'kom morgenochtend om zes uur'. Uiteindelijk heb ik de volgende ochtend een ticket kunnen kopen voor de bus naar Zhongdian, maar het kostte erg veel moeite.
Die busrit was prachtig, maar ook levensgevaarlijk. Door de hevige regenval van de laatste weken liggen de wegen bezaaid met rotsen en stenen en zand, etc. De bus moest om de rotsen manouvreren en over hopen puin rijden en omdat er aan de ene kant van de weg een rotswand is en aan de andere kant een steile afgrond (vangrails kent men hier niet) is de weg dus erg gevaarlijk. De bus had tijdens de rit van 10 uur ook tweemaal een lekke band! Eerst een achterband en later een voorband. Inmiddels was ik met een groepje buitenlanders in die bus, dezelfde waarmee ik in Litang en Xiancheng heb rondgehangen. Eenmaal aangekomen in Zhongdian liep ik met vier van hen naar een hotelletje. De rest van de dag heb ik gegeten met twee fransen en een israelier en later zijn we nog wat gaan drinken. Deze dag ben ik met diezelfde twee fransen en diezelfde israelier (Abdul, Julien en Eyal) een fiets gaan huren en hebben we een fietstocht gemaakt naar hete bronnen. Hoewel de tocht niet heel zwaar was, was ik toch uitgeput omdat de lucht heel ijl is (ik zit nog steeds op een hoogte van 3200 meter). In die bronnen hebben we een tijdje gezwommen. Later begon het te stortregenen, dus gingen we naar een sauna. De regen stopte niet, dus we namen een lift terug naar Zhongdian. In Zhongdian ben ik wat gaan internetten (nu) en zo direct ga ik dineren. Morgen ga ik met een bus naar een stadje genaamd Lijiang, maar ik weet niet zeker of ik daar wel aankom morgen, want men zegt weer dat de weg te gevaarlijk is. Deze route is erg avontuurlijk vanwege alle problemen onder weg en de armoede in deze streek maar ik ben zeer blij dat ik deze route naar Lijiang genomen heb omdat de landschappen prachtig en de mensen ongelofelijk vriendelijk zijn.